10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Dragen (tragen) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Dragen (tragen) - Verbkonjugation und Übungen

Dragen - Konjugation von Tragen auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Präsens, Indikativ. (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Präsens, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Dragen (tragen) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - In de kledingwinkel (Im Kleidungsgeschäft)

Konjugation von tragen im Präsens

Niederländisch Deutsch
(ik) draag ich trage
(jij) draagt/draag du trägst/ich trage
(hij/zij/het) draagt er/sie/es trägt
(wij) dragen wir tragen
(jullie) dragen ihr tragt
(zij) dragen sie tragen

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik draag vandaag een blauwe trui. Ich trage heute einen blauen Pullover.
Draagt jij de jas bij de winkel? Trägst du die Jacke bei dem Geschäft
Hij draagt altijd zijn favoriete spijkerbroek. Er trägt immer seine Lieblingsjeans.
Wij dragen de mutsen naar de markt. Wir tragen die Mützen zum Markt.
Jullie dragen de schoenen tijdens het winkelen. Ihr tragt die Schuhe beim Einkaufen.
Zij dragen vaak een rode jurk in de zomer. Sie tragen oft ein rotes Kleid im Sommer.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

draag, draagt, dragen, <strong>draag

1.
Jullie ... de schoenen tijdens het winkelen.
(Ihr tragt die Schuhe beim Einkaufen.)
2.
Zij ... vaak een rode jurk in de zomer.
(Sie tragen oft ein rotes Kleid im Sommer.)
3.
Hij ... altijd zijn favoriete spijkerbroek.
(Er trägt immer seine Lieblingsjeans.)
4.
Wij ... de mutsen naar de markt.
(Wir tragen die Mützen zum Markt.)
5.
Ik ... vandaag een blauwe trui.
(Ich trage heute einen blauen Pullover.)
6.
...t jij de jas bij de winkel?
(Trägst du die Jacke bei dem Geschäft)