10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Zakken (fächer) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)

Zakken (fächer) - Verbkonjugation und Übungen

Zakken - Konjugation von Fächer im Niederländischen: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Plusquamperfekt, Indikativ. (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).

Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Zakken (fächer) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Universitaire opleiding (Hochschulabschluss)

Konjugation von fächer im Präteritum

Niederländisch Deutsch
(ik) zakte ich fächerte
(jij) zakte / zaktest du fächertest
(hij/zij/het) zakte er/sie/es fächerte
(wij) zakten wir fächerte
(jullie) zakten Ihr fächtert
(zij) zakten sie fächerten

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik zakte voor het tentamen van de bacheloropleiding. Ich bin durch die Prüfung des Bachelorstudiums gefallen.
Jij zakte helaas voor de cursus ondanks hard studeren. Du bist leider trotz intensiven Lernens durch den Kurs gefallen.
Zij zakte net voor het college van de master. Sie fiel kurz vor dem Masterkolloquium durch.
Wij zakten vorig jaar voor een belangrijk vak. Wir sind letztes Jahr in einem wichtigen Fach durchgefallen.
Jullie zakten allemaal voor die lastige vaardigheidstest. Ihr seid alle an diesem schwierigen Fähigkeitstest durchgefallen.
Zij zakten tijdens de stage omdat ze niet opgaven. Sie fielen während des Praktikums durch, weil sie nicht aufgaben.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

zakten, zakte

1.
Ik ... voor het tentamen van de bacheloropleiding.
(Ich bin durch die Prüfung des Bachelorstudiums gefallen.)
2.
Zij ... net voor het college van de master.
(Sie fiel kurz vor dem Masterkolloquium durch.)
3.
Jij ... helaas voor de cursus ondanks hard studeren.
(Du bist leider trotz intensiven Lernens durch den Kurs gefallen.)
4.
Wij ... vorig jaar voor een belangrijk vak.
(Wir sind letztes Jahr in einem wichtigen Fach durchgefallen.)
5.
Jullie ... allemaal voor die lastige vaardigheidstest.
(Ihr seid alle an diesem schwierigen Fähigkeitstest durchgefallen.)
6.
Zij ... tijdens de stage omdat ze niet opgaven.
(Sie fielen während des Praktikums durch, weil sie nicht aufgaben.)