10K+ Studenten - 4.8/5
Lerne mit einem Lehrer Lernmaterialien inbegriffen Konversation üben

Zijn (sein) - Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)

Zijn (sein) - Verbkonjugation und Übungen

Zijn - Konjugation von Sein auf Niederländisch: Konjugationstabelle, Beispiele und Übungen im Plusquamperfekt, Indikativ. (Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs).

Onvoltooid verleden tijd (OVT), aantonende wijs (Präteritum, indikativ)

Alle Konjugationen und Zeiten: Zijn (sein) - Verbkonjugation und Übungen

Lehrplan: Niederländischunterricht - Groeten en afscheid (Grüße und Abschiede)

Konjugation von sein im Präteritum

Niederländisch Deutsch
(ik) was ich war
(jij) was / wa(e)r du warst
(hij/zij/het) was er/sie/es war
(wij) waren wir waren
(jullie) waren ihr wart
(zij) waren sie waren

Beispielsätze

Niederländisch Deutsch
Ik was altijd zenuwachtig voor de toets op de middelbare school. Ich war immer nervös vor der Prüfung in der weiterführenden Schule.
Jij was vaak aanwezig in het klaslokaal tijdens de lessen. Du warst oft während des Unterrichts im Klassenzimmer anwesend.
Hij was trots op zijn goede cijfers in de kindertijd. Er war stolz auf seine guten Noten in der Kindheit.
Wij waren blij met de ervaring op de basisschool vorig jaar. Wir waren zufrieden mit der Erfahrung in der Grundschule im letzten Jahr.
Jullie waren geïnteresseerd in de nostalgie van de herinneringen. Ihr wart an der Nostalgie der Erinnerungen interessiert.
Zij waren vergeten zich in te schrijven voor het volgende schooljaar. Sie hatten vergessen, sich für das nächste Schuljahr anzumelden.

Übung: Verbkonjugation

Anleitung: Wählen Sie die richtige Form.

Übersetzung anzeigen Antworten zeigen

waren, was

1.
Jij ... vaak aanwezig in het klaslokaal tijdens de lessen.
(Du warst oft während des Unterrichts im Klassenzimmer anwesend.)
2.
Ik ... altijd zenuwachtig voor de toets op de middelbare school.
(Ich war immer nervös vor der Prüfung in der weiterführenden Schule.)
3.
Wij ... blij met de ervaring op de basisschool vorig jaar.
(Wir waren zufrieden mit der Erfahrung in der Grundschule im letzten Jahr.)
4.
Hij ... trots op zijn goede cijfers in de kindertijd.
(Er war stolz auf seine guten Noten in der Kindheit.)
5.
Zij ... vergeten zich in te schrijven voor het volgende schooljaar.
(Sie hatten vergessen, sich für das nächste Schuljahr anzumelden.)
6.
Jullie ... geïnteresseerd in de nostalgie van de herinneringen.
(Ihr wart an der Nostalgie der Erinnerungen interessiert.)