Vliegen (to fly) - Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood) Share Copied!
Vliegen - Conjugation of to fly in Dutch: Conjugation table, examples and exercises in the present continuous, indicative mood tense (Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs).
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT), aantonende wijs (Present continuous, indicative mood)
All conjugations and tenses: Vliegen (to fly) - Verb conjugation and exercises
Syllabus: Dutch lesson - Transport (Transportation)
Conjugation of to fly in Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
| Dutch | English |
|---|---|
| (ik) vlieg | I fly |
| (jij) vliegt/vlieg | You fly |
| (hij/zij/het) vliegt | he/she/it flies |
| (wij) vliegen | we fly |
| (jullie) vliegen | you fly |
| (zij) vliegen | They fly |
Example phrases
| Dutch | English |
|---|---|
| Ik vlieg morgen naar Amsterdam met het vliegtuig. | I fly to Amsterdam by plane tomorrow. |
| Vliegt jij vaak met de bus naar school? | Do you fly often to school by bus? |
| Hij vliegt altijd met de trein naar zijn werk. | He always flies to work by train. |
| Wij vliegen niet, we nemen de auto vandaag. | We do not fly, we take the car today. |
| Jullie vliegen soms naar Parijs met het vliegtuig. | You fly to Paris sometimes by plane. |
| Zij vliegen altijd samen op vakantie naar Spanje. | They always fly together on holiday to Spain. |
Exercise: Verb conjugation
Instruction: Choose the correct form.
<strong>vlieg, vliegt, vliegen, vlieg
1.
...t jij vaak met de bus naar school?
(Do you fly often to school by bus?)
2.
Ik ... morgen naar amsterdam met het ...tuig.
(I am flying to Amsterdam by plane tomorrow.)
3.
Hij ... altijd met de trein naar zijn werk.
(He always flies to work by train.)
4.
Jullie ... soms naar parijs met het vliegtuig.
(You sometimes fly to Paris by plane.)
5.
Wij ... niet, we nemen de auto vandaag.
(We do not fly, we take the car today.)
6.
Zij ... altijd samen op vakantie naar spanje.
(They always fly together on holiday to Spain.)