Zich ontspannen (se détendre) - Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futur antérieur, indicatif)

 Zich ontspannen (se détendre) - Conjugaison des verbes et exercices

Zich ontspannen - Conjugaison de Se détendre en néerlandais : tableau de conjugaison, exemples et exercices au futur antérieur, mode indicatif (Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs).

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk), aantonende wijs (Futur antérieur, indicatif)

Toutes les conjugaisons et les temps: Zich ontspannen (se détendre) - Conjugaison des verbes et exercices

Programme : cours de néerlandais - Fysieke toestanden en sensaties (États physiques et sensations)

Conjugaison de se détendre au futur simple

Néerlandais Français
(ik) zal me ontspannen je me détendrai
(jij) zal je ontspannen / zult je ontspannen tu te détendras
(hij/zij/het) zal zich ontspannen il/elle/on se détendra
(wij) zullen ons ontspannen Nous allons nous détendre
(jullie) zullen je ontspannen vous vous détendrez
(zij) zullen zich ontspannen ils se détendront

Exemples de phrases

Néerlandais Français
Ik zal me ontspannen na de wandelreis in het bos. Je vais me détendre après la randonnée dans la forêt.
Jij zult je ontspannen bij de waterval in het natuurgebied. Tu vas te détendre près de la cascade dans la réserve naturelle.
Hij zal zich ontspannen na het stappen omhoog de berg. Il se détendra après avoir monté la montagne.
Wij zullen ons ontspannen aan het meer na de route. Nous allons nous détendre au bord du lac après le parcours.
Jullie zullen je ontspannen na het wandelen in het bos. Vous vous détendrez après avoir marché dans la forêt.
Zij zullen zich ontspannen na het bewonderen van de top. Ils se détendront après avoir admiré le sommet.

Exercice: Conjugaison des verbes

Instruction: Choisissez la bonne forme.

Afficher la traduction Montrez les réponses

ontspannen, je, zal zich ontspannen, zullen je ontspannen, zult, zullen zich ontspannen, zal me ontspannen, zullen ons ontspannen

1.
Jullie ... na het wandelen in het bos.
(Vous vous détendrez après avoir marché dans la forêt.)
2.
Hij ... na het stappen omhoog de berg.
(Il se détendra après avoir monté la montagne.)
3.
Ik ... na de wandelreis in het bos.
(Je vais me détendre après la randonnée dans la forêt.)
4.
Wij ... aan het meer na de route.
(Nous allons nous détendre au bord du lac après le parcours.)
5.
Jij ... ... ... bij de waterval in het natuurgebied.
(Tu vas te détendre près de la cascade dans la réserve naturelle.)
6.
Zij ... na het bewonderen van de top.
(Ils se détendront après avoir admiré le sommet.)