Bekommen (krijgen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van bekommen (krijgen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Bekommen (krijgen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Sich selbst vorstellen (Jezelf voorstellen)

Les 8: Adresse und Kontaktdaten (Adres en contactgegevens)

Infinitiv Partizip
Bekommen (krijgen) bekommt (gekregen)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) bekomme ik krijg
(du) bekommst jij krijgt
(er/sie/es) bekommt hij/zij/het krijgt
(wir) bekommen wij krijgen
(ihr) bekommt jullie krijgen
(sie) bekommen zij krijgen

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) bekam ik kreeg
(du) bekamst jij kreeg
(er/sie/es) bekam hij/zij/het kreeg
(wir) bekamen wij kregen
(ihr) bekamt jullie kregen
(sie) bekamen zij kregen

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe bekommen ik heb gekregen
(du) hast bekommen jij hebt gekregen
(er/sie/es) hat bekommen hij/zij/het heeft gekregen
(wir) haben bekommen wij hebben gekregen
(ihr) habt bekommen jullie hebben gekregen
(sie) haben bekommen zij hebben gekregen

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte bekommen ik had gekregen
(du) hattest bekommen jij had gekregen
(er/sie/es) hatte bekommen hij/zij/het had gekregen
(wir) hatten bekommen wij hadden gekregen
(ihr) hattet bekommen jullie hadden gekregen
(sie) hatten bekommen zij hadden gekregen

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde bekommen ik zal krijgen
du wirst bekommen jij zult krijgen
er/sie/es wird bekommen hij/zij/het zal krijgen
wir werden bekommen wij zullen krijgen
ihr werdet bekommen jullie zullen krijgen
sie werden bekommen zij zullen krijgen

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde bekommen haben ik zal gekregen hebben
(du) wirst bekommen haben jij zult gekregen hebben
(er/sie/es) wird bekommen haben hij/zij/het zal gekregen hebben
(wir) werden bekommen haben wij zullen gekregen hebben
(ihr) werdet bekommen haben jullie zullen gekregen hebben
(sie) werden bekommen haben zij zullen hebben gekregen

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) bekäme ik zou krijgen
(du) bekämest/bekämest jij zou krijgen
(er/sie/es) bekäme hij/zij/het zou krijgen
(wir) bekämen wij zouden krijgen
(ihr) bekämet jullie zouden krijgen
(sie) bekämen zij zouden krijgen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte bekommen ik zou gekregen hebben
(du) hättest bekommen jij zou gekregen hebben
(er/sie/es) hätte bekommen hij/zij/het zou gekregen hebben
(wir) hätten bekommen wij zouden gekregen hebben
(ihr) hättet bekommen jullie zouden gekregen hebben
(sie) hätten bekommen zij zouden gekregen hebben

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Bekomme! Jij krijg