Schneien (sneeuwen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van schneien (sneeuwen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 2: Von Stunden zu Jahreszeiten (Van uren tot seizoenen)

Les 10: Das Wetter (Het weer)

Infinitiv	Partizip
Schneien (sneeuwen)	geschneit (gesneeuwd)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands
er/sie/es schneit	hij/zij/het sneeuwt

Duits	Nederlands
schneite	hij sneeuwde

Duits	Nederlands
hat geschneit	Het heeft gesneeuwd

Duits	Nederlands
hatte geschneit	hij had gesneeuwd

Duits	Nederlands
er/sie/es wird schneien	hij/zij/het zal sneeuwen

Duits	Nederlands
wird geschneit haben	hij/zij/het zal gesneeuwd hebben

Duits	Nederlands
schneie	hij/zij/het zou sneeuwen

Duits	Nederlands
hätte geschneit	hij/zij/het zou gesneeuwd hebben

Duits	Nederlands