Sich die Haare kämmen (je haar kammen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen Delen Gekopieerd!

Vervoeging van sich die haare kämmen (je haar kammen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Tag für Tag (Dag tot dag)

Les 16: Tägliche Routine (Dagelijkse routines)

Infinitiv	Partizip
Sich die Haare kämmen (je haar kammen)	gekämmt (gekamd)

Werkwoordstijden

Duits	Nederlands
(ich) habe mir die Haare gekämmt	ik heb mijn haar gekamd
(du) hast dir die Haare gekämmt	jij hebt je haar gekamd
(er/sie/es) hat sich die Haare gekämmt	hij/zij/het heeft zijn/haar haar gekamd
(wir) haben uns die Haare gekämmt	wij hebben onze haren gekamd
(ihr) habt euch die Haare gekämmt	jullie hebben je haar gekamd
(sie) haben sich die Haare gekämmt	zij hebben hun haar gekamt

Duits	Nederlands
(ich) hatte mir die Haare gekämmt	ik had mijn haar gekamd
(du) hattest dir die Haare gekämmt	jij had je haar gekamd
(er/sie/es) hatte sich die Haare gekämmt	hij/zij/het had zijn/haar haar gekamd
(wir) hatten uns die Haare gekämmt	wij hadden ons haar gekamd
(ihr) hattet euch die Haare gekämmt	jullie hadden je haar gekamd
(sie) hatten sich die Haare gekämmt	zij hadden hun haar gekamd

Duits	Nederlands
(ich) werde mich die Haare kämmen	ik zal mijn haar kammen
(du) wirst dich die Haare kämmen	jij zult je haar kammen
(er/sie/es) wird sich die Haare kämmen	hij/zij/het zal je haar kammen
(wir) werden uns die Haare kämmen	wij zullen onze haren kammen
(ihr) werdet euch die Haare kämmen	jullie zullen je haar kammen
(sie) werden sich die Haare kämmen	zij zullen hun haar kammen

Duits	Nederlands
(ich) werde mich die Haare gekämmt haben	ik zal mijn haar gekamd hebben
(du) wirst dich die Haare gekämmt haben	jij zult je haar hebben gekamd
(er/sie/es) wird sich die Haare gekämmt haben	hij/zij/het zal zijn/haar haar gekamd hebben
(wir) werden uns die Haare gekämmt haben	wij zullen ons haar gekamd hebben
(ihr) werdet euch die Haare gekämmt haben	jullie zullen je haar gekamd hebben
(sie) werden sich die Haare gekämmt haben	zij zullen haar gekamd hebben

Duits	Nederlands
(ich) hätte mich die Haare gekämmt	ik zou mijn haar gekamd hebben
(du) hättest dich die Haare gekämmt	je zou je haar gekamd hebben
(er/sie/es) hätte sich die Haare gekämmt	hij zou zijn haar gekamd hebben
(wir) hätten uns die Haare gekämmt	wij zouden onze haren gekamd hebben
(ihr) hättet euch die Haare gekämmt	jullie zouden je haar gekamd hebben
(sie) hätten sich die Haare gekämmt	zij zouden hun haar hebben gekamd

Duits	Nederlands
KÄMME MIR DIE HAARE!	kam je haar