Dagelijkse routines
Tagesabläufe
- Praat over je dagelijkse routine.
- Praat over gewoontes.
- Reflexieve werkwoorden
In deze les leer je Duitse reflexieve werkwoorden rond dagelijkse routines, zoals 'sich waschen' (zich wassen), 'sich die Zähne putzen' (je tanden poetsen) en 'sich anziehen' (aankleden). Je oefent zinnen als 'Ich stehe um sieben Uhr auf' en 'Ich freue mich auf den Tag'.
Woordenschat (12) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Wijs de woorden toe aan de twee categorieën die bij jouw dagelijkse ochtendroutine passen.
Körperpflege am Morgen
Mahlzeiten und Aktivitäten
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Sich waschen
Zich wassen
2
Duschen
Douchen
3
Fernsehen
Tv-kijken
4
Träumen
Dromen
5
Sich anziehen
Zich aankleden
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Vertel op welk uur Raul welke activiteit doet. (Vertel op welk uur Raul welke activiteit doet.)
- Beschrijf je dagelijkse routine. (Beschrijf je dagelijkse routine.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
|
Um 7:00 Uhr wacht Raul auf. Om 7:00 wordt Raul wakker. |
|
Um viertel nach sieben duscht Raul. Om kwart over zeven doucht Raul. |
|
Raul geht um halb zwölf nachts ins Bett. Raul gaat om half twaalf 's nachts naar bed. |
|
Ich stehe um halb acht auf. Ik sta op om half acht. |
|
Ich frühstücke um Viertel vor acht. Ik ontbijt om kwart voor acht. |
|
Ich gehe um zehn Uhr abends ins Bett. Ik ga om tien uur 's avonds naar bed. |
| ... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich ___ jeden Morgen um sieben Uhr auf.
(Ik ___ elke ochtend om zeven uur op.)2. Dann ___ ich und wasche mich schnell.
(Dan ___ ik en was ik me snel.)3. Nach dem Duschen ___ ich mich an und kämme mir die Haare.
(Na het douchen ___ ik me aan en kam ik mijn haar.)4. Bevor ich frühstücke, ___ ich mir die Zähne.
(Voordat ik ontbijt, ___ ik mijn tanden.)Oefening 8: Mijn dagelijkse ochtend
Instructie:
Werkwoordschema's
Aufstehen - Opstaan
Präsens
- ich stehe
- du stehst
- er/sie/es steht
- wir stehen
- ihr steht
- sie/Sie stehen
Duschen - Douchen
Präsens
- ich dusche
- du duschst
- er/sie/es duscht
- wir duschen
- ihr duscht
- sie/Sie duschen
Sich anziehen - Zich aankleden
Präsens
- ich ziehe mich an
- du ziehst dich an
- er/sie/es zieht sich an
- wir ziehen uns an
- ihr zieht euch an
- sie/Sie ziehen sich an
Sich waschen - Zich wassen
Präsens
- ich wasche mich
- du wäschst dich
- er/sie/es wäscht sich
- wir waschen uns
- ihr wascht euch
- sie/Sie waschen sich
Sich die Zähne putzen - Tanden poetsen
Präsens
- ich putze mir die Zähne
- du putzt dir die Zähne
- er/sie/es putzt sich die Zähne
- wir putzen uns die Zähne
- ihr putzt euch die Zähne
- sie/Sie putzen sich die Zähne
Oefening 9: Reflexive Verben
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Reflexieve werkwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenziehst dich, wasche mich, putzt euch die Zähne, wäscht sich, wäscht dir, ziehen sich, ziehe mich, putze mir die Zähne
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Aufstehen opstaan Delen Gekopieerd!
Präsens
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| (ich) stehe auf | ik sta op |
| (du) stehst auf | jij staat op |
| (er/sie/es) steht auf | hij/zij/het staat op |
| (wir) stehen auf | wij staan op |
| (ihr) steht auf | jullie staan op |
| (sie) stehen auf | zij staan op |
Duschen douchen Delen Gekopieerd!
Präsens
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| (ich) dusche | ik douche |
| (du) duscht | jij doucht |
| (er/sie/es) duscht | hij/zij/het doucht |
| (wir) duschen | wij douchen |
| (ihr) duscht | jullie douchen |
| (sie) duschen | zij douchen |
Sich anziehen zich aankleden Delen Gekopieerd!
Präsens
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| (ich) ziehe mich an | ik kleed me aan |
| (du) ziehst dich an | jij kleedt je aan |
| (er/sie/es) zieht sich an | hij/zij/het kleedt zich aan |
| (wir) ziehen uns an | wij kleden ons aan |
| (ihr) zieht euch an | jullie kleden je aan |
| (sie) ziehen sich an | zij kleden zich aan |
Sich waschen zich wassen Delen Gekopieerd!
Präsens
| Duits | Nederlands |
|---|---|
| ich wasche mich | ik was me |
| du wäschst dich | jij wast je |
| er/sie/es wäscht sich | hij/zij/het wast zich |
| wir waschen uns | wij wassen ons |
| ihr wascht euch | jullie wassen je |
| sie waschen sich | zij wassen zich |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Overzicht van de les: Dagelijkse routines en wederkerende werkwoorden
Deze les richt zich op het beschrijven van dagelijkse routines in het Duits, waarbij het gebruik van wederkerende werkwoorden (Reflexive Verben) centraal staat. Dit niveau (A1) is bedoeld voor beginners die de basis van hun dagelijkse activiteiten in het Duits willen uitdrukken.
Wat leer je in deze les?
- Hoe je je dagelijkse ochtend- en avondrituelen beschrijft met behulp van wederkerende werkwoorden, bijvoorbeeld: sich waschen (zich wassen), sich die Zähne putzen (tandenpoetsen), sich rasieren (zich scheren), sich die Haare kämmen (haar kammen), en sich anziehen (zich aankleden).
- Gebruik van tijdsbepalingen en volgorde van handelingen, zoals bij de zinnen: „Ich stehe jeden Morgen um sieben Uhr auf“ en „Nach dem Duschen ziehe ich mich schnell an“.
- Belangrijke dagelijkse uitdrukkingen en zinsbouw om je eigen routine gemakkelijk te bespreken.
Belangrijke woorden en uitdrukkingen
- Körperpflege am Morgen: duschen, sich die Zähne putzen, sich rasieren, sich die Haare kämmen, sich waschen
- Mahlzeiten und Aktivitäten: frühstücken, fernsehen, aufstehen
Praktische toepassing
Je vindt in de les voorbeeldzinnen zoals „Ich putze mir die Zähne vor dem Frühstück“ en dialogen die uitnodigen om je eigen routine te bespreken, bijvoorbeeld aan de keukentafel of op het werk. Ook zijn er oefeningen om de vervoeging van wederkerende werkwoorden te oefenen met invulzinnen en korte verhalen.
Verschillen tussen het Duits en Nederlands
In het Duits zijn er veel wederkerende werkwoorden waarbij je altijd een wederkerend voornaamwoord gebruikt, zoals ich wasche mich, wat letterlijk „ik was mezelf“ betekent. In het Nederlands is dat vaak niet zo expliciet; we zeggen gewoon „ik was me“ zonder nadruk op het voornaamwoord. Verder gebruiken Duitse zinnen vaak een vaste woordvolgorde met het werkwoord op de tweede plaats en het wederkerend voornaamwoord vlakbij het werkwoord.
Handige Duitse uitdrukkingen en hun Nederlandse equivalenten:
- Ich stehe um sieben Uhr auf. – Ik sta om zeven uur op.
- Ich putze mir die Zähne. – Ik poets mijn tanden.
- Ich ziehe mich an. – Ik kleed me aan.
- Ich freue mich auf den Tag. – Ik verheug me op de dag.
Met deze les leer je niet alleen woordenschat en zinsstructuren, maar ook hoe je zelfverzekerd je dagelijkse handelingen in het Duits kunt beschrijven en bespreken.
Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏
