Trocknen (drogen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van trocknen (drogen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Trocknen (drogen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 5: Zu Hause (Thuis)

Les 34: Haushaltsgeräte (Huishoudelijke apparaten)

Infinitiv Partizip
Trocknen (drogen) getrocknet (gedroogd)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) trockne ik droog
(du) trocknest/trocknest/trocknest jij droogt/jij droogt/jij droogt
(er/sie/es) trocknet hij/zij/het droogt
(wir) trocknen wij drogen
(ihr) trocknet jullie drogen
(sie) trocknen zij drogen

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) trocknete ik droogde
(du) trocknetest jij droogde
(er/sie/es) trocknete hij/zij/het droogde
(wir) trockneten wij droogden
(ihr) trocknetet jullie droogden
(sie) trockneten zij droogden

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe getrocknet ik heb gedroogd
(du) hast getrocknet jij hebt gedroogd
(er/sie/es) hat getrocknet hij/zij/het heeft gedroogd
(wir) haben getrocknet wij hebben gedroogd
(ihr) habt getrocknet jullie hebben gedroogd
(sie) haben getrocknet zij hebben gedroogd

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte getrocknet ik had gedroogd
(du) hattest getrocknet jij had gedroogd
(er/sie/es) hatte getrocknet hij/zij/het had gedroogd
(wir) hatten getrocknet wij hadden gedroogd
(ihr) hattet getrocknet jullie hadden gedroogd
(sie) hatten getrocknet zij hadden gedroogd

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde trocknen ik zal drogen
du wirst trocknen jij zult drogen
er/sie/es wird trocknen hij/zij/het zal drogen
wir werden trocknen wij zullen drogen
ihr werdet trocknen jullie zullen drogen
sie werden trocknen zij zullen drogen

Futur II 

Duits Nederlands
ich werde getrocknet haben ik zal gedroogd hebben
du wirst getrocknet haben jij zult gedroogd hebben
er/sie/es wird getrocknet haben hij/zij/het zal gedroogd hebben
wir werden getrocknet haben wij zullen gedroogd hebben
ihr werdet getrocknet haben jullie zullen gedroogd hebben
sie werden getrocknet haben zij zullen gedroogd hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) trocknete/trocknete/trocknete ik zou drogen
(du) trocknetest/trocknetest/trocknetest jij zou drogen/jij zou drogen/jij zou drogen
(er/sie/es) trocknete/trocknete/trocknete hij/zij/het zou drogen
(wir) trockneten/trockneten/trockneten wij zouden drogen
(ihr) trocknetet/trocknetet/trocknetet jullie zouden drogen
(sie) trockneten/trockneten/trockneten zij zouden drogen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
ich hätte getrocknet ik zou gedroogd hebben
du hättest getrocknet jij zou gedroogd hebben
er/sie/es hätte getrocknet hij/zij/het zou gedroogd hebben
wir hätten getrocknet wij zouden gedroogd hebben
ihr hättet getrocknet jullie zouden gedroogd hebben
sie hätten getrocknet zij zouden gedroogd zijn

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
- Jij droog