Werden (worden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van werden (worden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitiv |
Partizip |
Werden
(worden)
|
geworden
(geworden)
|
Werkwoordstijden
Indikativ
Präsens
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) werde |
ik word |
(du) wirst |
jij wordt |
(er/sie/es) wird |
hij/zij/het wordt |
(wir) werden |
wij worden |
(ihr) werdet |
jullie worden |
(sie) werden |
zij worden |
|
Präteritum
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) wurde |
ik werd |
(du) wurdest |
jij werd |
(er/sie/es) wurde |
er/sie/es werd |
(wir) wurden |
wij werden |
(ihr) wurdet |
jullie werden |
(sie) wurden |
zij werden |
|
Perfekt
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) bin geworden |
ik ben geworden |
(du) bist geworden |
jij bent geworden |
(er/sie/es) ist geworden |
hij/zij/het is geworden |
(wir) sind geworden |
wij zijn geworden |
(ihr) seid geworden |
jullie zijn geworden |
(sie) sind geworden |
zij zijn geworden |
|
Plusquamperfekt
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) war geworden |
ik was geworden |
(du) warst geworden |
jij was geworden |
(er/sie/es) war geworden |
hij/zij/het was geworden |
(wir) waren geworden |
wij waren geworden |
(ihr) wart geworden |
jullie waren geworden |
(sie) waren geworden |
zij waren geworden |
|
Futur I
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) werde + Infinitiv |
ik zal + infinitief |
(du) wirst + Infinitiv |
jij zult worden + infinitief |
(er/sie/es) wird + Infinitiv |
hij/zij/het wordt + infinitief |
(wir) werden + Infinitiv |
wij zullen + infinitief |
(ihr) werdet + Infinitiv |
jullie zullen + infinitief |
(sie) werden + Infinitiv |
zij zullen + infinitief |
|
Futur II
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) werde geworden sein |
ik zal geworden zijn |
(du) wirst geworden sein |
jij zult geworden zijn |
(er/sie/es) wird geworden sein |
hij/zij/het zal geworden zijn |
(wir) werden geworden sein |
wij zullen geworden zijn |
(ihr) werdet geworden sein |
jullie zullen geworden zijn |
(sie) werden geworden sein |
zij zullen geworden zijn |
|
Konjunktiv II
Konjunktiv II Präsens
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) würde |
ik zou worden |
(du) würdest |
jij zou worden |
(er/sie/es) würde |
hij/zij/het zou worden |
(wir) würden |
wij zouden worden |
(ihr) würdet |
jullie zouden worden |
(sie) würden |
zij zouden worden |
|
Konjunktiv II Vergangenheit
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) Konjunktiv II Vergangenheit (compound) |
ik zou geworden zijn |
(du) hätte geworden / wäre geworden |
jij zou geworden zijn |
(er/sie/es) hättest geworden / wärest geworden |
hij/zij/het zou geworden zijn |
(wir) hätte geworden / wäre geworden |
wij zouden geworden zijn |
(ihr) hätten geworden / wären geworden |
jullie zouden geworden zijn |
(sie) hättet geworden / wärt geworden |
zij zouden geworden zijn |
|
Imperativ