10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Continuer (doorgaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van continuer (doorgaan) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Continuer (doorgaan) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 3: Projets du week-end (Weekendplannen)

Les 18: Visiter la campagne (Bezoek het platteland)

Infinitif Participe passé
Continuer (Doorgaan) continué (doorgaan)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') continue ik ga door
(tu) continues tu gaat door
(il/elle/on) continue hij/zij/men gaat door
(nous) continuons wij gaan door
(vous) continuez u gaat door
(ils/elles) continuent zij gaan door

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') continuais ik ging door
(tu) continuais jij bleef doorgaan
(il/elle/on) continuait hij/zij/men ging door
(nous) continuions wij gingen door
(vous) continuiez jullie gingen door
(ils/elles) continuaient zij gingen door

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai continué ik ben doorgegaan
tu as continué jij bent doorgegaan
il/elle/on a continué hij/zij/men is doorgegaan
nous avons continué we zijn doorgegaan
vous avez continué jullie zijn doorgegaan
ils/elles ont continué zij zijn doorgegaan

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'avais continué ik was doorgegaan
tu avais continué jij was doorgegaan
il/elle/on avait continué hij/zij/men was doorgaan
nous avions continué wij waren doorgegaan
vous aviez continué u had doorgegaan
ils/elles avaient continué zij waren doorgegaan

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je continuerai ik zal doorgaan
tu continueras jij zult doorgaan
il/elle/on continuera hij/zij/men zal doorgaan
nous continuerons wij zullen doorgaan
vous continuerez u zult doorgaan
ils/elles continueront zij zullen doorgaan

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai continué ik zal zijn doorgegaan
(tu) auras continué jij zult zijn doorgegaan
(il/elle/on) aura continué hij/zij/men zal doorgegaan zijn
(nous) aurons continué wij zullen zijn doorgegaan
(vous) aurez continué jullie zullen doorgaan
(ils/elles) auront continué zij zullen doorgaan

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') je continuerais / j continuerais ik zou doorgaan
tu continuerais jij zou doorgaan
(il/elle/on) il continuerait / elle continuerait / on continuerait hij zou doorgaan / zij zou doorgaan / men zou doorgaan
nous continuerions wij zouden doorgaan
vous continueriez u zou doorgaan
(ils/elles) ils continueraient / elles continueraient zij zouden doorgaan

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais continué ik zou doorgaan
(tu) aurais continué jij zou doorgaan
(il/elle/on) aurait continué hij/zij/men zou doorgaan
(nous) aurions continué wij zouden doorgaan
(vous) auriez continué u zou doorgaan
(ils/elles) auraient continué zij zouden doorgaan

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') que je continue ik dat ik doorga
(tu) que tu continues jij doorgaat
(il/elle/on) qu'il/elle/on continue hij/zij/het doorgaat
(nous) que nous continuions wij doorgaan
(vous) que vous continuiez u doorgaat
(ils/elles) qu'ils/elles continuent zij gaan door

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j'aie continué ik/jij ben doorgaan
(tu) que tu aies continué jij doorgaan bent
(il/elle/on) qu'il/elle/on ait continué hij/zij/men zou zijn doorgegaan
(nous) que nous ayons continué wij dat wij zijn doorgegaan
(vous) que vous ayez continué u bent doorgegaan
(ils/elles) qu'ils/elles aient continué zij doorgaan

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Continue jij zult doorgaan
Continuons we gaan door
Continuez u gaat door