Écrire (schrijven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van Écrire (schrijven) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Écrire (schrijven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Se présenter (Jezelf voorstellen)

Les 2: Dire ton nom (Je naam zeggen)

Infinitif Participe passé
Écrire (schrijven) écrit (geschreven)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') j'écris ik schrijf
tu écris jij schrijft
il/elle/on écrit hij/zij/men schrijft
nous écrivons wij schrijven
vous écrivez u schrijft
ils/elles écrivent zij schrijven

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'écrivais ik schreef
tu écrivais jij schreef
il/elle/on écrivait hij/zij/men schreef
nous écrivions we schreven
vous écriviez jullie schreven / u schreef
ils/elles écrivaient zij schreven

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai écrit ik heb geschreven
tu as écrit jij hebt geschreven
il/elle/on a écrit hij/zij/men heeft geschreven
nous avons écrit wij hebben geschreven
vous avez écrit u heeft geschreven
ils/elles ont écrit zij hebben geschreven

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais écrit ik had geschreven
(tu) avais écrit jij had geschreven
(il/elle/on) avait écrit hij/zij/men had geschreven
(nous) avions écrit wij hadden geschreven
(vous) aviez écrit u had geschreven
(ils/elles) avaient écrit zij hadden geschreven

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') j'écrirai ik zal schrijven
tu écriras jij zult schrijven
il/elle/on écrira hij/zij/men zal schrijven
nous écrirons wij zullen schrijven
vous écrirez u zult schrijven
ils/elles écriront zij zullen schrijven

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai écrit ik zal geschreven hebben
(tu) auras écrit jij zult geschreven hebben
(il/elle/on) aura écrit hij/zij/men zal geschreven hebben
(nous) aurons écrit wij zullen geschreven hebben
(vous) aurez écrit u zult geschreven hebben
(ils/elles) auront écrit zij zullen geschreven hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') écrirais ik zou schrijven
(tu) écrirais jij zou schrijven
(il/elle/on) écrirait hij/zij/men zou schrijven
(nous) écririons wij zouden schrijven
(vous) écririez u zou schrijven
(ils/elles) écriraient zij zouden schrijven

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais écrit ik zou hebben geschreven
(tu) aurais écrit jij zou hebben geschreven
(il/elle/on) aurait écrit hij/zij/men zou hebben geschreven
(nous) aurions écrit wij zouden hebben geschreven
(vous) auriez écrit u zou geschreven hebben
(ils/elles) auraient écrit zij zouden hebben geschreven

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') écrive ik schrijf
(tu) écrives jij schrijft
(il/elle/on) écrive hij/zij/men schrijft
(nous) écrivions wij schrijven
(vous) écriviez jullie schrijven
(ils/elles) écrivent zij schrijven

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') aie écrit ik heb geschreven
(tu) aies écrit jij hebt geschreven
(il/elle/on) ait écrit hij/zij/men heeft geschreven
(nous) ayons écrit wij hebben geschreven
(vous) ayez écrit jullie hebben geschreven
(ils/elles) aient écrit zij hebben geschreven

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Jij schrijft
Écris! schrijft