Se laver (zich wassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van se laver (zich wassen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Se laver (zich wassen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Au jour le jour (Dag tot dag)

Les 16: Routine quotidienne (Dagelijkse routines)

Infinitif Participe passé
Se laver (zich wassen) levé (opgestaan)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') je me lave ik was me
tu te laves jij wast je
il/elle/on se lave hij/zij/men wast zich
nous nous lavons wij wassen ons
vous vous lavez jullie wassen je / u wast zich
ils/elles se lavent zij wassen zich

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') je me lavais ik waste me
tu te lavais jij waste je
il/elle/on se lavait hij/zij/men waste zich
nous nous lavions wij wasten ons
vous vous laviez u waste zich
ils/elles se lavaient zij waste(n) zich

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') je me suis lavé / je me suis lavée ik heb me gewassen
tu t'es lavé / tu t'es lavée jij hebt je gewassen
(il/elle/on) il s'est lavé / elle s'est lavée / on s'est lavé hij heeft zich gewassen / zij heeft zich gewassen / men heeft zich gewassen
nous nous sommes lavés / nous nous sommes lavées wij hebben ons gewassen
vous vous êtes lavé / vous vous êtes lavée / vous vous êtes lavés / vous vous êtes lavées jullie hebben je gewassen / u heeft zich gewassen / jullie hebben zich gewassen / u heeft zich gewassen
(ils/elles) ils se sont lavés / elles se sont lavées (zij) zij hebben zich gewassen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') je m'étais lavé/m' étais lavée ik had me gewassen
tu t'étais lavé/t' étais lavée jij had je gewassen
il/elle/on s'était lavé/s' était lavée hij/zij/men had zich gewassen
nous nous étions lavés/lavées wij hadden ons gewassen
vous vous étiez lavé/étiez lavée/étiez lavés/étiez lavées jullie hadden je gewassen / u had zich gewassen
ils/elles s'étaient lavés/étaient lavées zij hadden zich gewassen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') je me laverai ik zal me wassen
tu te laveras jij zult je wassen
il/elle/on se lavera hij/zij/men zal zich wassen
nous nous laverons wij zullen ons wassen
vous vous laverez u zult zich wassen
ils/elles se laveront zij zullen zich wassen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') me serai lavé / me serai lavée ik zal me wassen
(tu) te seras lavé / te seras lavée jij zult je gewassen hebben
(il/elle/on) se sera lavé / se sera lavée hij/zij/men zal zich gewassen hebben
nous serons lavés / nous serons lavées wij zullen gewassen zijn / wij zullen gewassen zijn
vous serez lavés / vous serez lavées jullie zullen zich gewassen hebben / u zult zich gewassen hebben
(ils/elles) se seront lavés / se seront lavées zij zullen zich hebben gewassen

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') je me laverais ik zou me wassen
tu te laverais jij zou je wassen
il/elle/on se laverait hij/zij/men zou zich wassen
nous nous laverions wij zouden ons wassen
vous vous laveriez jullie zouden zich wassen
ils/elles se laveraient zij zouden zich wassen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') me serais lavé / me serais lavée ik zou me gewassen hebben
(tu) te serais lavé / te serais lavée jij zou je gewassen hebben
(il/elle/on) se serait lavé / se serait lavée hij/zij/men zou zich gewassen hebben
nous serions lavés / nous serions lavées wij zouden ons wassen
vous seriez lavés / vous seriez lavées jullie zouden zich wassen
(ils/elles) se seraient lavés / se seraient lavées zij zouden zich gewassen hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') me lave ik was me
(tu) te laves jij je wast
(il/elle/on) se lave hij/zij/men zich wast
nous lavions wij ons wassen
vous laviez u wast zich
(ils/elles) se lavent zij wassen zich

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que je me sois lavé(e) ik me gewassen heb
(tu) que tu te sois lavé(e) jij dat je je gewassen hebt
(il/elle/on) qu'il/elle/on se soit lavé(e) hij/zij/men zich gewassen heeft
(nous) que nous nous soyons lavé(e)s wij dat wij ons gewassen hebben
(vous) que vous vous soyez lavé(e)(s) u zich gewassen hebt
(ils/elles) qu'ils/elles se soient lavé(e)s zij dat ze zich gewassen hebben

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Lave-toi! was je
Lave-toi! was je