Oefening 1: Woordbingo

Instructie: 1. Luister minimaal twee keer naar de video en geef de woorden aan die je hoort. 2. Gebruik de woorden om een gesprek te vormen met je docent (schrijf je gesprek op). 3. Memoriseer de woorden met de woordentrainer.

Woord Vertaling
Le previsioni De voorspellingen
Il caldo De hitte
Fresco Koel
I temporali Onweer
Il tempo Het weer
Asciutto Droog
Il clima Het klimaat
trentadue gradi tweeëndertig graden

Oefening 2: Tekst

Instructie: 1. Lees de tekst in tweetallen. 2. Leer de zinnen uit het hoofd door de vertaling af te dekken.

Leggi il testo sul meteo in Italia di questa settimana.

Lees de tekst over het weer in Italië van deze week.
Ecco le previsioni del tempo per la prossima settimana. (Hier zijn de weersvoorspellingen voor de komende week.)
Questa settimana il meteo cambia in Italia. (Deze week verandert het weer in Italië.)
Fa meno caldo e arriva aria fresca. (Het wordt minder warm en er komt frisse lucht.)
Lunedì e martedì ci sono temporali al centro e al nord. (Maandag en dinsdag zijn er onweersbuien in het midden en noorden.)
Le temperature calano in tutta Italia, prima al nord e poi al sud. (De temperaturen dalen in heel Italië, eerst in het noorden en daarna in het zuiden.)
I temporali sono forti al nord. (De onweersbuien zijn zwaar in het noorden.)
Al sud fa ancora caldo, ma non piove. (In het zuiden is het nog steeds warm, maar het regent niet.)
Le temperature massime tornano sotto i 30-32 gradi. (De maximumtemperaturen dalen weer onder de 30-32 graden.)

Oefening 3: Vragen over de tekst

Instructie: Lees de bovenstaande tekst en kies het juiste antwoord.

1. Che tempo fa in Italia questa settimana?

(Wat voor weer is het deze week in Italië?)

2. Quando ci sono i temporali?

(Wanneer zijn er onweersbuien?)

3. Dove sono forti i temporali?

(Waar zijn de onweersbuien hevig?)

4. Al sud, questa settimana:

(In het zuiden, deze week:)

Oefening 4: Openingsvragen voor gesprekken

Instructie: Bespreek de volgende vragen met je leraar met behulp van de woordenschat uit deze les, en schrijf je antwoorden op.

  1. Preferisci il caldo o il fresco? Perché?
  2. Heb je liever warm weer of fris weer? Waarom?
  3. Come cambia il tempo in Italia la prossima settimana?
  4. Hoe verandert het weer in Italië volgende week?
  5. Cosa succede al nord lunedì e martedì?
  6. Wat gebeurt er in het noorden op maandag en dinsdag?
  7. Racconta un ricordo in cui il tempo ha cambiato i tuoi programmi.
  8. Vertel een herinnering waarin het weer je plannen veranderde.