10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Aspettare (wachten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van aspettare (wachten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Aspettare (wachten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: La città e il villaggio (De stad en het dorp)

Les 38: Servizi quotidiani (Dagelijkse diensten)

Infinito Participio passato
Aspettare (wachten) Aspettato (gewacht)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) aspetto ik wacht
(tu) aspetti jij wacht
(lui/lei) aspetta hij/zij wacht
(noi) aspettiamo wij wachten
(voi) aspettate jullie wachten
(loro) aspettano zij wachten

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) aspettavo ik wachtte
(tu) aspettavi jij wachtte
(lui/lei) aspettava hij/zij wachtte
(noi) aspettavamo wij wachtten
(voi) aspettavate jullie wachtten
(loro) aspettavano zij wachtten

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho aspettato ik heb gewacht
(tu) hai aspettato jij hebt gewacht
(lui/lei) ha aspettato hij/zij heeft gewacht
(noi) abbiamo aspettato wij hebben gewacht
(voi) avete aspettato jullie hebben gewacht
(loro) hanno aspettato zij hebben gewacht

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo aspettato ik had gewacht
(tu) avevi aspettato jij had gewacht
(lui/lei) aveva aspettato hij/zij had gewacht
(noi) avevamo aspettato wij hadden gewacht
(voi) avevate aspettato jullie hadden gewacht
(loro) avevano aspettato zij hadden gewacht

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) aspettarò ik zal wachten
(tu) aspetterai jij zult wachten
(lui/lei) aspetterà hij/zij zal wachten
(noi) aspetteremo wij zullen wachten
(voi) aspetterete jullie zullen wachten
(loro) aspetteranno zij zullen wachten

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò aspettato ik zal gewacht hebben
(tu) avrai aspettato jij zult gewacht hebben
(lui/lei) avrà aspettato hij/zij zal gewacht hebben
(noi) avremo aspettato wij zullen hebben gewacht
(voi) avrete aspettato jullie zullen gewacht hebben
(loro) avranno aspettato zij zullen gewacht hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) aspettarei ik zou wachten
(tu) aspetteresti jij zou wachten
(lui/lei) aspetterebbe hij/zij zou wachten
(noi) aspetteremmo wij zouden wachten
(voi) aspettereste jullie zouden wachten
(loro) aspetterebbero zij zouden wachten

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei aspettato ik zou gewacht hebben
(tu) avresti aspettato jij zou gewacht hebben
(lui/lei) avrebbe aspettato hij/zij zou hebben gewacht
(noi) avremmo aspettato wij zouden hebben gewacht
(voi) avreste aspettato jullie zouden hebben gewacht
(loro) avrebbero aspettato zij zouden gewacht hebben

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) aspetti ik wacht
(tu) aspetti jij wacht
(lui/lei) aspetti hij/zij wacht
(noi) aspettiamo wij wachten
(voi) aspettiate jullie wachten
(loro) aspettino zij wachten

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) abbia aspettato ik heb gewacht
(tu) abbia aspettato jij hebt gewacht
(lui/lei) abbia aspettato hij/zij heeft gewacht
(noi) abbiamo aspettato wij hebben gewacht
(voi) abbiate aspettato jullie hebben gewacht
(loro) abbiano aspettato zij hebben gewacht

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) aspettassi ik wachtte
(tu) aspettassi jij zou wachten
(lui/lei) aspettasse hij/zij wachtte
(noi) aspettassimo wij wachtten
(voi) aspettaste jullie wachtten
(loro) aspettassero zij wachtten

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi aspettato ik had gewacht
(tu) avessi aspettato jij zou gewacht hebben
(lui/lei) avesse aspettato hij/zij had gewacht
(noi) avessimo aspettato wij hadden gewacht
(voi) aveste aspettato jullie hadden gewacht
(loro) avessero aspettato zij zouden hebben gewacht

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Aspetta! wacht
Aspetta! wacht
Aspetti! wij wachten
Aspettiamo! Jullie wachten
Aspettate! Wacht!