Leer essentiële woordenschat en zinnen in het Italiaans om dagelijks gebruik bij diensten zoals apotheek, bank en postkantoor te begrijpen en toe te passen. Focus op plaatsen, tijdsaanduidingen, werkwoordvervoegingen en praktische dialogen voor beginners.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Verdeel de woorden in twee groepen: openbare locaties voor diensten en woorden die tijd of tijdsgebonden handelingen aanduiden; denk na over hun betekenis om ze correct te associëren.
Luoghi pubblici per servizi
Parole legate al tempo
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Presto
Snel
2
La farmacia
De apotheek
3
Tardi
Laat
4
Il distributore di benzina
Het tankstation
5
La biblioteca
De bibliotheek
Esercizio 5: Gespreksoefening
Istruzione:
- Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen? (Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen?)
- Waar ben je vandaag geweest? (Waar ben je vandaag geweest?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Eva è andata in palestra stamattina. Eva is vanmorgen naar de sportschool gegaan. |
Dopo è passata dalla panetteria per comprare del cibo. Daarna is ze langs de bakker gegaan om wat eten te kopen. |
È passata davanti alla banca di sera. Ze is langs de bank gelopen in de avond. |
Oggi sono andato in ospedale perché ci lavoro come medico. Ik ben vandaag naar het ziekenhuis gegaan omdat ik daar als arts werk. |
Sono stata a scuola stamattina a causa dei miei figli. Ik ben vanmorgen naar de school geweest vanwege mijn kinderen. |
Oggi sono andato all'università e alla biblioteca. Ik ben vandaag naar de universiteit en de bibliotheek geweest. |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Io ______ l'autobus alla fermata vicino alla banca.
(Ik ______ op de bus bij de halte naast de bank.)2. Io ______ davanti alla farmacia ogni mattina per andare a lavoro.
(Ik ______ elke ochtend langs de apotheek om naar mijn werk te gaan.)3. Ieri io ______ ____ dall'ufficio postale per spedire una lettera.
(Gisteren ik ______ ____ langs het postkantoor om een brief te versturen.)4. Noi abbiamo ______ molto tempo alla stazione di polizia per fare la denuncia.
(Wij hebben ______ veel tijd op het politiebureau om aangifte te doen.)Oefening 8: Waar zijn de diensten in de stad?
Instructie:
Werkwoordschema's
Passare - Langsgaan
Passato prossimo
- io sono passato
- tu sei passato
- lui/lei è passato
- noi siamo passati
- voi siete passati
- loro sono passati
Aspettare - Wachten
Presente
- io aspetto
- tu aspetti
- lui/lei aspetta
- noi aspettiamo
- voi aspettate
- loro aspettano
Passare - Langsgaan
Presente
- io passo
- tu passi
- lui/lei passa
- noi passiamo
- voi passate
- loro passano
Oefening 9: La negazione: 'Non', 'No', 'Neanche', 'Nemmeno'
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: De ontkenning: 'Non', 'No', 'Neanche', 'Nemmeno'
Toon vertaling Toon antwoordenneanche, nemmeno, Neanch'io, No, non
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
A1.38.1 Grammatica
La negazione: 'Non', 'No', 'Neanche', 'Nemmeno'
De ontkenning: 'Non', 'No', 'Neanche', 'Nemmeno'
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Passare voorbijgaan Delen Gekopieerd!
Passato prossimo
Italiaans | Nederlands |
---|---|
(io) sono passato/a | ik ben voorbijgegaan |
(tu) sei passato/a | jij bent voorbijgegaan |
(lui/lei) è passato/a | hij/zij is voorbijgegaan |
(noi) siamo passati/e | wij zijn voorbijgegaan |
(voi) siete passati/e | jullie zijn voorbijgegaan |
(loro) sono passati/e | zij zijn voorbijgegaan |
Aspettare wachten Delen Gekopieerd!
Presente
Italiaans | Nederlands |
---|---|
(io) aspetto | ik wacht |
(tu) aspetti | jij wacht |
(lui/lei) aspetta | hij/zij wacht |
(noi) aspettiamo | wij wachten |
(voi) aspettate | jullie wachten |
(loro) aspettano | zij wachten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Dagelijkse diensten in het Italiaans leren
Deze les helpt je om gemakkelijk te communiceren bij alledaagse diensten in Italië, zoals het postkantoor, de apotheek, de bank en het ziekenhuis. Je leert belangrijke woordenschat en handige zinnen om vragen te stellen, zoals "Dov'è l'ufficio postale?" (Waar is het postkantoor?) en om openingstijden te bespreken, bijvoorbeeld "La farmacia apre presto la mattina" (De apotheek gaat vroeg open in de ochtend).
Belangrijke plaatsen en tijdsaanduidingen
Je maakt kennis met termen voor openbare dienstverleningsplaatsen, waaronder:
- il distributore di benzina (tankstation)
- l'ospedale (ziekenhuis)
- l'ufficio postale (postkantoor)
- la banca (bank)
- la farmacia (apotheek)
Daarnaast leer je woorden die met tijd en beweging te maken hebben, zoals presto (vroeg), tardi (laat), aspettare (wachten) en passare (langsgaan, passeren).
Uitspraak en verwerkende oefeningen
Je oefent met praktische dialogen om naar de apotheek of supermarkt te vragen en de openingstijden te bespreken. Bijvoorbeeld: "Scusi, dov’è la farmacia più vicina?" en "A che ora apre il supermercato?". Ook zijn er oefeningen met werkwoordvervoegingen van veelgebruikte werkwoorden zoals aspettare en passare, met zinnen als "Io aspetto l'autobus" en "Ieri sono passato dall'ufficio postale".
Verschillen tussen het Nederlands en Italiaans
In het Italiaans wordt voorplaatsing gebruikt bij sommige voorzetsels, zoals passare dalla farmacia (langs de apotheek gaan), terwijl het Nederlands veelal rechte woordvolgorde heeft: "langs de apotheek gaan". Ook is het Italiaanse gebruik van negatieve woorden als "non", "no", "neanche" en "nemmeno" belangrijk om goed te begrijpen, omdat ze verschillende nuances geven aan ontkennende zinnen. Bijvoorbeeld, "Non" wordt als standaard negatie gebruikt, waar "Neanche" of "Nemmeno" meer benadrukken dat iets zelfs niet gebeurt.
Handige uitdrukkingen die je in deze les zult leren en die vaak gebruikt kunnen worden in het dagelijks leven zijn:
- Dov'è la farmacia più vicina? — Waar is de dichtstbijzijnde apotheek?
- L’ufficio postale chiude alle cinque. — Het postkantoor sluit om vijf uur.
- Io aspetto l’autobus alla fermata. — Ik wacht op de bus bij de halte.
- Passo dalla banca per ritirare dei soldi. — Ik ga langs de bank om geld op te nemen.
Deze les is zeer geschikt voor beginnende taalstudenten (A1-niveau) die praktische taalvaardigheden willen leren voor het dagelijks leven in Italië.