10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Cadere (vallen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van cadere (vallen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Cadere (vallen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Descrivere oggetti e persone (Objecten en mensen beschrijven)

Les 29: Stati e sensazioni fisiche (Fysieke toestanden en sensaties)

Infinito Participio passato
Cadere (vallen) Caduto (gevallen)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) cado ik val
(tu) cadi jij valt
(lui/lei) cade hij/zij valt
(noi) cadiamo wij vallen
(voi) cadete jullie vallen
(loro) cadono zij vallen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) cadevo ik viel
(tu) cadevi jij viel
(lui/lei) cadeva hij/zij viel
(noi) cadevamo wij vielen
(voi) cadevate jullie vielen
(loro) cadevano zij vielen

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) sono caduto / sono caduta ik ben gevallen
(tu) sei caduto / sei caduta jij bent gevallen
(lui/lei) è caduto / è caduta hij/zij is gevallen
(noi) siamo caduti / siamo cadute wij zijn gevallen
(voi) siete caduti / siete cadute jullie zijn gevallen
(loro) sono caduti / sono cadute zij zijn gevallen

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ero caduto/ero caduta ik was gevallen
(tu) eri caduto/eri caduta jij was gevallen
(lui/lei) era caduto/era caduta hij/zij was gevallen
(noi) eravamo caduti/eravamo cadute wij waren gevallen
(voi) eravate caduti/eravate cadute jullie waren gevallen
(loro) erano caduti/erano cadute zij waren gevallen

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) cadrò ik zal vallen
(tu) cadrai jij zult vallen
(lui/lei) cadrà hij/zij zal vallen
(noi) cadremo wij zullen vallen
(voi) cadrete jullie zullen vallen
(loro) cadranno zij zullen vallen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) sarò caduto/caduta ik zal gevallen zijn
(tu) sarai caduto/caduta jij zult gevallen zijn
(lui/lei) sarà caduto/caduta hij/zij zal gevallen zijn
(noi) saremo caduti/cadute wij zullen gevallen zijn
(voi) sarete caduti/cadute jullie zullen gevallen zijn
(loro) saranno caduti/cadute zij zullen gevallen zijn

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) cadrei ik zou vallen
(tu) cadresti jij zou vallen
(lui/lei) cadrebbe hij/zij zou vallen
(noi) cadremmo wij zouden vallen
(voi) cadreste jullie zouden vallen
(loro) cadrebbero zij zouden vallen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) sarei caduto / sarei caduta ik zou gevallen zijn
(tu) saresti caduto / saresti caduta jij zou zijn gevallen
(lui/lei) sarebbe caduto / sarebbe caduta hij/zij zou gevallen zijn
(noi) saremmo caduti / saremmo cadute wij zouden gevallen zijn
(voi) sareste caduti / sareste cadute jullie zouden zijn gevallen
(loro) sarebbero caduti / sarebbero cadute zij zouden gevallen zijn

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) cada ik val
(tu) cada jij valt
(lui/lei) cada hij/zij valt
(noi) cadiamo wij vallen
(voi) cadiate jullie vallen
(loro) cadano zij vallen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) sia caduto/a ik ben gevallen
(tu) sia caduto/a jij bent gevallen
(lui/lei) sia caduto/a hij/zij is gevallen
(noi) siamo caduti/e wij zijn gevallen
(voi) siate caduti/e jullie zijn gevallen
(loro) siano caduti/e zij zijn gevallen

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) cadessi ik zou vallen
(tu) cadessi jij viel
(lui/lei) cadesse hij/zij viel
(noi) cadessimo wij zouden vallen
(voi) cadeste jullie zouden vallen
(loro) cadessero zij zouden vallen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) che io fossi caduto ik was gevallen
(tu) che tu fossi caduto jij was gevallen
(lui/lei) che lui/lei fosse caduto/a hij/zij was gevallen
(noi) che noi fossimo caduti wij waren gevallen
(voi) che voi foste caduti jullie waren gevallen
(loro) che loro fossero caduti zij waren gevallen

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Cada! Val jij
Cadi! Val jij
Cada! Val jij
Cadiamo! Val jullie
Cadete! zij vallen