Italiaans A1 module 4: Descrivere oggetti e persone (Objecten en mensen beschrijven)

Dit is leermodule 4 van 6 van ons Italiaanse A1-curriculum. Elke leermodule bevat 6 tot 8 hoofdstukken.

Leerdoelen:

  • Beschrijf wat je in je omgeving ziet.
  • Veelvoorkomende bijvoeglijke naamwoorden en voorwerpen.
  • Beschrijf het uiterlijk van mensen en dingen.

Lessen (8)

A1:23 Aspetto fisico (Fysiek en uiterlijk)

Leerdoelen

  • Beschrijf het uiterlijk van mensen
  • Gebruik bijvoeglijke naamwoorden om mensen te beschrijven.
  • de overeenstemming van bijvoeglijke naamwoorden

A1:24 Colori (Kleuren)

Leerdoelen

  • Beschrijf de kleuren van gewone voorwerpen.
  • Basis-, samengestelde en haarkleuren.
  • Gebruik van “piacere”

A1:25 Emozioni e sentimenti (Emoties en gevoelens)

Leerdoelen

  • Druk je basisemoties uit.
  • Beschrijf de gevoelens van anderen.
  • De passato prossimo met essere
  • De passato prossimo met avere

A1:26 Sensi e percezione (Zintuigen en waarnemen)

Leerdoelen

  • Beschrijf smaak, geur, zicht, geluid en aanraking
  • Dingen vergelijken
  • De vergrotende trap van bijvoeglijke naamwoorden: "Più + aggettivo + di," ...

A1:27 Forme e figure (Vormen en figuren)

Leerdoelen

  • Beschrijf vormen en figuren.
  • Beschrijf basisobjecten.
  • Geef voorkeuren aan.
  • De aanwijzende bijvoeglijke naamwoorden: Questo, quello

A1:28 Carattere e personalità (Karakter en persoonlijkheid)

Leerdoelen

  • Leer het karakter van mensen te beschrijven.
  • Praat over persoonlijkheden.
  • De relatieve overtreffende trap: il più, il meno, i più, ...

A1:29 Stati fisici e sensazioni (Fysieke toestanden en sensaties)

Leerdoelen

  • Druk uit wat je nodig hebt.
  • Vertel hoe je lichaam aanvoelt.
  • Voltooide deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden

A1:30 Malattia e dolore (Ziekte en pijn)

Leerdoelen

  • Uitdrukken van ziekte en pijn.
  • Leg je medische toestand uit bij de dokter.
  • De bijwoorden van wijze