A1.29: Fysieke toestanden en sensaties

Stati fisici e sensazioni

Leer in deze A1-les hoe je lichamelijke toestanden en gevoelens in het Italiaans uitdrukt met voltooid deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden. Deze les behandelt praktische woordenschat over sensaties zoals moeheid, dorst, en ontspanning, plus basiszinnen en dialogen om jezelf effectief uit te drukken na werk, sport of rust. Ideaal voor beginners die hun spreekvaardigheid willen verbeteren.

Woordenschat (12)

 La fame: De honger (Italian)

La fame

Show

De honger Show

 La sete: de dorst (Italian)

La sete

Show

De dorst Show

 La stanchezza: de vermoeidheid (Italian)

La stanchezza

Show

De vermoeidheid Show

 La fatica: de vermoeidheid (Italian)

La fatica

Show

De vermoeidheid Show

 Sudato: Gezweet (Italian)

Sudato

Show

Gezweet Show

 Debole: zwak (Italian)

Debole

Show

Zwak Show

 Forte: sterk (Italian)

Forte

Show

Sterk Show

 Il dolore: de pijn (Italian)

Il dolore

Show

De pijn Show

 Prendersi cura di sé: Voor jezelf zorgen (Italian)

Prendersi cura di sé

Show

Voor jezelf zorgen Show

 Rilassarsi (ontspannen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Rilassarsi

Show

Ontspannen Show

 Cadere (vallen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Cadere

Show

Vallen Show

 Riposare (uitrusten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Riposare

Show

Uitrusten Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
ho le | gambe sudate. | Mi sento | stanco dopo | la corsa,
Mi sento stanco dopo la corsa, ho le gambe sudate.
(Ik voel me moe na het hardlopen, mijn benen zijn gezweet.)
2.
fame. | ho molta | di lavoro, | lunga giornata | Dopo una
Dopo una lunga giornata di lavoro, ho molta fame.
(Na een lange werkdag heb ik veel honger.)
3.
debole. | sente un po' | Lei è caduta | mentre faceva jogging | e ora si
Lei è caduta mentre faceva jogging e ora si sente un po' debole.
(Zij is gevallen tijdens het joggen en voelt zich nu een beetje zwak.)
4.
a casa | perché mi | sento rilassato. | Preferisco riposare
Preferisco riposare a casa perché mi sento rilassato.
(Ik rust liever thuis omdat ik me ontspannen voel.)
5.
sempre molta | sete, bevo | acqua fresca. | Quando ho
Quando ho sete, bevo sempre molta acqua fresca.
(Wanneer ik dorst heb, drink ik altijd veel vers water.)
6.
per sentirsi | È importante | prendersi cura | sano. | forte e | di sé
È importante prendersi cura di sé per sentirsi forte e sano.
(Het is belangrijk om voor jezelf te zorgen om je sterk en gezond te voelen.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

Ho molta sete e bevo un bicchiere d'acqua. (Ik heb veel dorst en ik drink een glas water.)
Dopo la corsa sono sudato e devo fare una doccia veloce. (Na het hardlopen ben ik bezweet en ik moet snel douchen.)
Lei è caduta ieri ma ora sta meglio. (Ze is gisteren gevallen maar nu gaat het beter met haar.)
Domani voglio riposare per sentirmi riposato. (Morgen wil ik uitrusten om me uitgerust te voelen.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer de woorden in twee categorieën: die welke fysieke sensaties aangeven en die welke handelingen of toestanden beschrijven die verband houden met rust en zelfzorg.

Sensazioni fisiche

Cura di sé e riposo

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

Rilassarsi


Ontspannen

2

Debole


Zwak

3

Prendersi cura di sé


Voor jezelf zorgen

4

Sudato


Gezweet

5

Cadere


Vallen

Esercizio 5: Gespreksoefening

Istruzione:

  1. Hoe voelen de mensen zich in die situaties? (Hoe voelen de mensen zich in die situaties?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

È esausto.

Hij is uitgeput.

Mi sento stanco la mattina.

Ik voel me moe in de ochtend.

Mi sento esausto dopo il lavoro.

Ik voel me uitgeput na werk.

Ho bisogno di bere qualcosa.

Ik moet iets drinken.

Ho sete.

Ik heb dorst.

Ho fame.

Ik heb honger.

Ha freddo.

Zij heeft het koud.

Mi sento caldo.

Ik voel me warm.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. Ieri sono ________ mentre camminavo nel parco.

(Gisteren ben ik ________ terwijl ik in het park liep.)

2. Dopo una lunga giornata di lavoro, sono ________ e rilassato.

(Na een lange werkdag ben ik ________ en ontspannen.)

3. Tu ti sei ________ ascoltando la musica.

(Jij hebt je ________ terwijl je naar muziek luisterde.)

4. Loro sono ________ dopo la corsa in montagna.

(Zij zijn ________ na het hardlopen in de bergen.)

Oefening 8: Een ontspannen middag na het werk

Instructie:

Dopo una lunga giornata in ufficio, io (Sentire - Presente) un po' stanco e ho bisogno di riposare. Tu (Riposare - Passato prossimo) riposato bene ieri sera? Io invece no, perché ieri (Cadere - Passato prossimo) caduto mentre tornavo a casa dal lavoro. Mia moglie (Prendersi - Passato prossimo) cura di me molto bene. Nel pomeriggio noi (Rilassarsi - Passato prossimo) rilassati guardando un film in salotto. Ora mi (Sentire - Presente) già molto meglio e domani (Riposare - Presente) ancora un po'.


Na een lange dag op kantoor voel ik me een beetje moe en heb ik rust nodig. Heb jij gisterenavond goed gerust? Ik niet, want gisteren ben ik gevallen terwijl ik van het werk naar huis terugkeerde. Mijn vrouw heeft heel goed voor me gezorgd. 's Middags hebben we ons ontspannen door een film te kijken in de woonkamer. Nu voel ik me al veel beter en morgen rust ik nog wat uit.

Werkwoordschema's

Sentire - Voelen

Presente

  • io sento
  • tu senti
  • lui/lei sente
  • noi sentiamo
  • voi sentite
  • loro sentono

Riposare - Rust nemen

Passato prossimo

  • io ho riposato
  • tu hai riposato
  • lui/lei ha riposato
  • noi abbiamo riposato
  • voi avete riposato
  • loro hanno riposato

Cadere - Vallen

Passato prossimo

  • io sono caduto/caduta
  • tu sei caduto/caduta
  • lui è caduto / lei è caduta
  • noi siamo caduti/cadute
  • voi siete caduti/cadute
  • loro sono caduti/cadute

Prendersi - Zich zorgen maken

Passato prossimo

  • io mi sono preso/a
  • tu ti sei preso/a
  • lui si è preso / lei si è presa
  • noi ci siamo presi/e
  • voi vi siete presi/e
  • loro si sono presi/e

Rilassarsi - Ontspannen

Passato prossimo

  • io mi sono rilassato/a
  • tu ti sei rilassato/a
  • lui si è rilassato / lei si è rilassata
  • noi ci siamo rilassati/e
  • voi vi siete rilassati/e
  • loro si sono rilassati/e

Riposare - Rust nemen

Presente

  • io riposo
  • tu riposi
  • lui/lei riposa
  • noi riposiamo
  • voi riposate
  • loro riposano

Oefening 9: I participi passati come aggettivi

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: Voltooide deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden

Toon vertaling Toon antwoorden

riposata, caduto, rilassata, sudato, caduti, stanche, rilassati

1.
Maria si sente molto ... oggi.
(Maria voelt zich vandaag erg uitgerust.)
2.
Le ragazze sono ... dopo la corsa.
(De meisjes zijn moe na het hardlopen.)
3.
Ci siamo ... dopo il lavoro.
(We hebben gerust na het werk.)
4.
Dopo la corsa, lui è ....
(Na het hardlopen is hij bezweet.)
5.
Ieri sono ... e mi sono fatto male.
(Gisteren ben ik gevallen en ik heb mezelf pijn gedaan.)
6.
La ragazza è ....
(Het meisje is ontspannen.)
7.
Sono ... a causa del vento.
(Ze zijn gevallen door de wind.)
8.
Il bambino è ... al parco.
(Het kind is gevallen in het park.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

A1.29.1 Grammatica

I participi passati come aggettivi

Voltooide deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden


Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Riposare uitrusten

Presente

Italiaans Nederlands
(io) riposo ik rust uit
(tu) riposi jij rust uit
(lui/lei) riposa hij/zij rust uit
(noi) riposiamo wij rusten uit
(voi) riposate jullie rusten uit
(loro) riposano zij rusten uit

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Cadere vallen

Passato prossimo

Italiaans Nederlands
(io) sono caduto/sono caduta ik ben gevallen
(tu) sei caduto/sei caduta jij bent gevallen
(lui/lei) è caduto/è caduta hij/zij is gevallen
(noi) siamo caduti/siamo cadute wij zijn gevallen
(voi) siete caduti/siete cadute jullie zijn gevallen
(loro) sono caduti/sono cadute zij zijn gevallen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Rilassarsi ontspannen

Passato prossimo

Italiaans Nederlands
(io) mi sono rilassato/mi sono rilassata ik heb me ontspannen
(tu) ti sei rilassato/ti sei rilassata jij hebt je ontspannen
(lui/lei) si è rilassato/si è rilassata hij/zij heeft zich ontspannen
(noi) ci siamo rilassati/ci siamo rilassate wij hebben ons ontspannen
(voi) vi siete rilassati/vi siete rilassate jullie hebben ontspannen
(loro) si sono rilassati/si sono rilassate zij hebben zich ontspannen

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Italiaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem gewoon vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Fysieke toestanden en gevoelens in het Italiaans

In deze les leer je hoe je in het Italiaans verschillende fysieke toestanden en gevoelens uitdrukt met behulp van voltooid deelwoorden als bijvoeglijke naamwoorden (participi passati come aggettivi). Je ontdekt hoe je beschrijft dat je je moe, dorstig, zweterig of ontspannen voelt, net zoals je dat in het Nederlands zou doen.

Belangrijke voorbeeldzinnen

  • Mi sento stanco dopo la corsa, ho le gambe sudate. – Ik voel me moe na het hardlopen, mijn benen zijn gezweet.
  • Dopo una lunga giornata di lavoro, ho molta fame. – Na een lange werkdag heb ik veel honger.
  • Lei è caduta mentre faceva jogging e ora si sente un po' debole. – Zij is gevallen tijdens het joggen en voelt zich nu een beetje zwak.
  • Preferisco riposare a casa perché mi sento rilassato. – Ik rust liever thuis uit omdat ik me ontspannen voel.

Woordenlijsten en categorieën

Laten we de woorden categoriseren om overzicht te creëren:

  • Sensazioni fisiche (Fysieke sensaties): il dolore, la fame, la sete, la fatica, la stanchezza, debole, forte
  • Cura di sé e riposo (Zelfzorg en rust): rilassarsi, riposare

Praktische dialogen

Je oefent dialogen die gaan over hoe je je voelt na bijvoorbeeld werk, een bezoek aan de dokter of na het sporten. Deze gesprekken helpen je om natuurlijke uitdrukkingen te leren gebruiken in alledaagse situaties.

Wat maakt deze les speciaal?

Deze les richt zich op basisniveau (A1) en helpt je de eerste woorden en zinnen te leren die je nodig hebt om over eenvoudige fysieke toestanden te praten. Je leert ook veelgebruikte werkwoordsvormen in de tegenwoordige en verleden tijd, waarmee je jezelf duidelijk en natuurlijk kunt uitdrukken.

Verschillen tussen het Nederlands en Italiaans

Een belangrijk verschil is dat het Italiaans vaak voltooid deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord gebruikt om een staat of gevoel uit te drukken, wat in het Nederlands meestal met bijvoeglijke naamwoorden of anders gevormde werkwoorden gebeurt. Bijvoorbeeld, "sono stanco" betekent letterlijk "ik ben moe", waarbij "stanco" het voltooid deelwoord van "stancare" (vermoeien) is, gebruikt als bijvoeglijk naamwoord.

Handige Italiaanse uitdrukkingen en hun Nederlandse equivalenten:

  • Mi sento... – Ik voel me...
  • Ho fame/sete – Ik heb honger/dorst
  • Sono sudato/a – Ik ben gezweet
  • Preferisco riposare – Ik rust liever uit

Door deze woorden en zinnen te leren, kun je al snel eenvoudige gesprekken voeren over je fysieke toestand en hoe je je voelt.

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏