10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Dormire (slapen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van dormire (slapen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Dormire (slapen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 2: Dalle ore alle stagioni (Van uren tot seizoenen)

Les 9: Giorni della settimana e momenti della giornata (Dagen van de week en dagdelen)

Infinito Participio passato
Dormire (slapen) Dormito (sliep)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) dormo ik slaap
(tu) dormi jij slaapt
(lui/lei) dorme hij/zij slaapt
(noi) dormiamo wij slapen
(voi) dormite jullie slapen
(loro) dormono zij slapen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) dormivo ik sliep
(tu) dormivi jij sliep
(lui/lei) dormiva hij/zij sliep
(noi) dormivamo wij sliepen
(voi) dormivate jullie sliepen
(loro) dormivano zij sliepen

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho dormito ik heb geslapen
(tu) hai dormito jij hebt geslapen
(lui/lei) ha dormito hij/zij heeft geslapen
(noi) abbiamo dormito wij hebben geslapen
(voi) avete dormito jullie hebben geslapen
(loro) hanno dormito zij hebben geslapen

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ero dormito/ero dormita ik had geslapen
(tu) eri dormito/eri dormita jij was gaan slapen
(lui/lei) era dormito/era dormita hij/zij was gaan slapen
(noi) eravamo dormiti/eravamo dormite wij waren gaan slapen
(voi) eravate dormiti/eravate dormite jullie waren geslapen
(loro) erano dormiti/erano dormite zij waren gaan slapen

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) dormirò ik zal slapen
(tu) dormirai jij zult slapen
(lui/lei) dormirà hij/zij zal slapen
(noi) dormiremo wij zullen slapen
(voi) dormirete jullie zullen slapen
(loro) dormiranno zij zullen slapen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò dormito ik zal geslapen hebben
(tu) avrai dormito jij zult geslapen hebben
(lui/lei) avrà dormito hij/zij zal geslapen hebben
(noi) avremo dormito wij zullen geslapen hebben
(voi) avrete dormito jullie zullen geslapen hebben
(loro) avranno dormito zij zullen hebben geslapen

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) dormirei ik zou slapen
(tu) dormiresti jij zou slapen
(lui/lei) dormirebbe hij/zij zou slapen
(noi) dormiremmo wij zouden slapen
(voi) dormireste jullie zouden slapen
(loro) dormirebbero zij zouden slapen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei dormito ik zou hebben geslapen
(tu) avresti dormito jij zou hebben geslapen
(lui/lei) avrebbe dormito hij/zij zou geslapen hebben
(noi) avremmo dormito wij zouden hebben geslapen
(voi) avreste dormito jullie zouden hebben geslapen
(loro) avrebbero dormito zij zouden hebben geslapen

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) dorma ik slaap
(tu) dorma jij slaapt
(lui/lei) dorma hij/zij slaapt
(noi) dormiamo wij slapen
(voi) doriate/dormiate jullie slapen
(loro) dormano zij slapen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia dormito ik heb geslapen
(tu) che tu abbia dormito jij hebt geslapen
(lui/lei) che lui/lei abbia dormito hij/zij dat hij/zij heeft geslapen
(noi) che noi abbiamo dormito wij hebben geslapen
(voi) che voi abbiate dormito jullie hebben geslapen
(loro) che loro abbiano dormito zij hebben geslapen

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) dormissi ik zou slapen
(tu) dormissi jij zou slapen
(lui/lei) dormisse hij/zij sliep
(noi) dormissimo wij sliepen
(voi) dormiste jullie sliepen
(loro) dor­missero zij zouden slapen

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi dormito ik had geslapen
(tu) avessi dormito jij zou hebben geslapen
(lui/lei) avesse dormito hij/zij had geslapen
(noi) avessimo dormito wij hadden geslapen
(voi) aveste dormito jullie hadden geslapen
(loro) avessero dormito zij hadden geslapen

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
- jij slaapt
Dormi! hij/zij slaap
Dorma! laten we slapen
Dormiamo! Jullie slapen
Dormite! zij slapen