10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Rilassarsi (ontspannen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van rilassarsi (ontspannen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Rilassarsi (ontspannen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Descrivere oggetti e persone (Objecten en mensen beschrijven)

Les 29: Stati e sensazioni fisiche (Fysieke toestanden en sensaties)

Infinito Participio passato
Rilassarsi (ontspannen) Rilassatosi (ontspannen)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) mi rilasso ik ontspan
(tu) ti rilassi jij ontspant
(lui/lei) si rilassa hij/zij ontspant
(noi) ci rilassiamo wij ontspannen
(voi) vi rilassate jullie ontspannen
(loro) si rilassano zij ontspannen zich

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) mi rilassavo ik ontspande
(tu) ti rilassavi jij ontspande
(lui/lei) si rilassava hij/zij ontspande
(noi) ci rilassavamo wij ontspanden
(voi) vi rilassavate jullie ontspanden
(loro) si rilassavano zij ontspanden

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) mi sono rilassato/ rilassata ik heb me ontspannen
(tu) ti sei rilassato/ rilassata jij hebt ontspand
(lui/lei) si è rilassato/ rilassata hij/zij heeft zich ontspannen
(noi) ci siamo rilassati/ rilassate wij zijn ontspannen
(voi) vi siete rilassati/ rilassate jullie hebben ontspannen
(loro) si sono rilassati/ rilassate zij hebben zich ontspannen

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) mi ero rilassato/a ik was ontspannen
(tu) ti eri rilassato/a jij was ontspannen
(lui/lei) si era rilassato/a hij/zij had zich ontspannen
(noi) ci eravamo rilassati/e wij waren ontspannen
(voi) vi eravate rilassati/e jullie waren ontspannen
(loro) si erano rilassati/e zij hadden zich ontspannen

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) mi rilasserò ik zal ontspannen
(tu) ti rilasserai jij zult ontspannen
(lui/lei) si rilasserà hij/zij zal ontspannen
(noi) ci rilasseremo wij zullen ontspannen
(voi) vi rilasserete jullie zullen ontspannen
(loro) si rilasseranno zij zullen ontspannen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) mi sarò rilassato/a ik zal ontspannen zijn
(tu) ti sarai rilassato/a jij zult ontspannen zijn
(lui/lei) si sarà rilassato/a hij/zij zal zich ontspannen hebben
(noi) ci saremo rilassati/e wij zullen ontspannen zijn
(voi) vi sarete rilassati/e jullie zullen ontspannen zijn
(loro) si saranno rilassati/e zij zullen zich hebben ontspannen

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) mi rilasserei ik zou ontspannen
(tu) ti rilasseresti jij zou ontspannen
(lui/lei) si rilasserebbe hij/zij zou ontspannen
(noi) ci rilasseremmo wij zouden ontspannen
(voi) vi rilassereste jullie zouden ontspannen
(loro) si rilasserebbero zij zouden zich ontspannen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) mi sarei rilassato/mi sarei rilassata ik zou ontspannen
(tu) ti saresti rilassato/ti saresti rilassata jij zou ontspannen zijn
(lui/lei) si sarebbe rilassato/si sarebbe rilassata hij/zij zou ontspannen zijn
(noi) ci saremmo rilassati/ci saremmo rilassate wij zouden ontspannen
(voi) vi sareste rilassati/vi sareste rilassate jullie zouden ontspannen
(loro) si sarebbero rilassati/si sarebbero rilassate zij zouden ontspannen

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) mi rilassi ik ontspan
(tu) ti rilassi jij ontspant
(lui/lei) si rilassi hij/zij zich ontspant
(noi) ci rilassiamo/ci rilassiamo wij ontspannen ons/wij ontspannen ons
(voi) vi rilassiate jullie ontspannen
(loro) si rilassino zij ontspannen zich

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) mi sia rilassato/mi sia rilassata ik mij ontspannen heb
(tu) ti sia rilassato/ti sia rilassata jij bent ontspannen
(lui/lei) si sia rilassato/si sia rilassata hij/zij zich ontspannen heeft
(noi) ci siamo rilassati/ci siamo rilassate wij hebben ontspannen
(voi) vi siate rilassati/vi siate rilassate jullie zijn ontspannen
(loro) si siano rilassati/si siano rilassate zij zich ontspannen hebben

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) mi rilassassi ik zou ontspannen
(tu) ti rilassassi jij zou ontspannen
(lui/lei) si rilassasse hij/zij ontspande
(noi) ci rilassassimo wij ontspanden
(voi) vi rilassaste jullie ontspanden
(loro) si rilassassero zij ontspannenden

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) mi fossi rilassato/mi fossi rilassata ik me ontspannen had
(tu) ti fossi rilassato/ti fossi rilassata jij zou je ontspannen
(lui/lei) si fosse rilassato/si fosse rilassata hij/zij zou ontspannen zijn geweest
(noi) ci fossimo rilassati/ci fossimo rilassate wij zouden ons ontspannen
(voi) vi foste rilassati/vi foste rilassate jullie hadden ontspannen
(loro) si fossero rilassati/si fossero rilassate zij zouden ontspannen zijn

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Rilassiamoci! Ontspan je
Rilassati! hij/zij ontspant
Rilassati! hij/zij ontspant
Rilassiamoci! Ontspan je
Rilassatevi! ontspan jullie