Sentire (voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van sentire (voelen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Sentire (voelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Descrivere oggetti e persone (Objecten en mensen beschrijven)

Les 25: Emozioni e sentimenti (Emoties en gevoelens)

Infinito Participio passato
Sentire (voelen) Sentito (gehoord)

Werkwoordstijden

Indicativo

Presente 

Italiaans Nederlands
(io) sento ik voel
(tu) senti jij voelt
(lui/lei) sente hij/zij voelt
(noi) sentiamo wij voelen
(voi) sentite jullie voelen
(loro) sentono zij voelen

Imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) sentivo ik voelde
(tu) sentivi jij voelde
(lui/lei) sentiva hij/zij voelde
(noi) sentivamo wij voelden
(voi) sentivate jullie voelden
(loro) sentivano zij voelden

Passato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) ho sentito ik heb gevoeld
(tu) hai sentito jij hebt gevoeld
(lui/lei) ha sentito hij/zij heeft gevoeld
(noi) abbiamo sentito wij hebben gevoeld
(voi) avete sentito jullie hebben gevoeld
(loro) hanno sentito zij hebben gevoeld

Trapassato prossimo 

Italiaans Nederlands
(io) avevo sentito ik had gevoeld
(tu) avevi sentito jij had gevoeld
(lui/lei) aveva sentito hij/zij had gevoeld
(noi) avevamo sentito wij hadden gevoeld
(voi) avevate sentito jullie hadden gevoeld
(loro) avevano sentito zij hadden gevoeld

Futuro semplice 

Italiaans Nederlands
(io) sentirò ik zal voelen
(tu) sentirai jij zult voelen
(lui/lei) sentirà hij/zij zal voelen
(noi) sentiremo wij zullen voelen
(voi) sentirete jullie zullen voelen
(loro) sentiranno zij zullen voelen

Futuro anteriore 

Italiaans Nederlands
(io) avrò sentito ik zal hebben gevoeld
(tu) avrai sentito jij zult hebben gevoeld
(lui/lei) avrà sentito hij/zij zal gevoeld hebben
(noi) avremo sentito wij zullen gevoeld hebben
(voi) avrete sentito jullie zullen gevoeld hebben
(loro) avranno sentito zij zullen gevoeld hebben

Condizionale

Condizionale presente 

Italiaans Nederlands
(io) sentirei ik zou voelen
(tu) sentiresti jij zou voelen
(lui/lei) sentirebbe hij/zij zou voelen
(noi) sentiremmo wij zouden voelen
(voi) sentireste jullie zouden voelen
(loro) sentirebbero zij zouden voelen

Condizionale passato 

Italiaans Nederlands
(io) avrei sentito ik zou gevoeld hebben
(tu) avresti sentito jij zou gevoeld hebben
(lui/lei) avrebbe sentito hij/zij zou gevoeld hebben
(noi) avremmo sentito wij zouden gevoeld hebben
(voi) avreste sentito jullie zouden gevoeld hebben
(loro) avrebbero sentito zij zouden gevoeld hebben

Congiuntivo

Congiuntivo presente 

Italiaans Nederlands
(io) senta ik voel
(tu) senta jij voelt
(lui/lei) senta hij/zij voelt
(noi) sentiamo wij voelen
(voi) sentiate jullie voelen
(loro) sentano zij voelen

Congiuntivo passato 

Italiaans Nederlands
(io) che io abbia sentito ik heb gevoeld
(tu) che tu abbia sentito jij hebt gevoeld
(lui/lei) che lui/lei abbia sentito hij/zij heeft gevoeld
(noi) che noi abbiamo sentito wij hebben gevoeld
(voi) che voi abbiate sentito jullie hebben gevoeld
(loro) che loro abbiano sentito zij hebben gevoeld

Congiuntivo imperfetto 

Italiaans Nederlands
(io) sentissi ik voelde
(tu) sentissi jij voelde
(lui/lei) sentisse hij/zij voelde
(noi) sentissimo wij voelden
(voi) sentiste jullie voelden
(loro) sentissero zij voelden

Congiuntivo trapassato 

Italiaans Nederlands
(io) avessi sentito ik had gevoeld
(tu) avessi sentito jij had gevoeld
(lui/lei) avesse sentito hij/zij had gevoeld
(noi) avessimo sentito wij hadden gevoeld
(voi) aveste sentito jullie hadden gevoeld
(loro) avessero sentito zij hadden gevoeld

Imperativo

Imperativo 

Italiaans Nederlands
Sentiamo! voel jij
Senti! Hij/zij voel
Senta! Voel
Sentiamo! voel jij
Sentite! voelen zij