10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Inchecken (inchecken)

Vervoeging van inchecken (inchecken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Inchecken (inchecken)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 1: Reizen: op avontuur! (Reizen: op avontuur!)

Les 4: Op het vliegveld en in het vliegtuig. (Op het vliegveld en in het vliegtuig.)

Infinitief Voltooid deelwoord
Inchecken (Inchecken) Ingecheckt (Ingecheckt)

Werkwoordsvormen

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) check in (ik) check in
(jij) checkt/incheckt (jij) checkt/incheckt
(hij/zij/het) checkt/incheckt (hij/zij/het) checkt/incheckt
(wij) checken/inchecken (wij) checken/inchecken
(jullie) checken/inchecken (jullie) checken/inchecken
(zij) checken/inchecken (zij) checken/inchecken

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Nederlands Nederlands
(ik) checkte in (ik) checkte in
(jij) checkte in / checktest in (jij) checkte in / checktest in
(hij/zij/het) checkte in (hij/zij/het) checkte in
(wij) checkten in (wij) checkten in
(jullie) checkten in (jullie) checkten in
(zij) checkten in (zij) checkten in

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Nederlands Nederlands
ik heb ingecheckt ik heb ingecheckt
jij hebt/je hebt ingecheckt jij hebt/je hebt ingecheckt
hij/zij/het heeft ingecheckt hij/zij/het heeft ingecheckt
wij hebben ingecheckt wij hebben ingecheckt
jullie hebben ingecheckt jullie hebben ingecheckt
zij hebben ingecheckt zij hebben ingecheckt

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Nederlands Nederlands
ik had ingecheckt ik had ingecheckt
jij had ingecheckt / had jij ingecheckt jij had ingecheckt / had jij ingecheckt
hij/zij/het had ingecheckt hij/zij/het had ingecheckt
wij hadden ingecheckt wij hadden ingecheckt
jullie hadden ingecheckt jullie hadden ingecheckt
zij hadden ingecheckt zij hadden ingecheckt

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal inchecken (ik) zal inchecken
(jij) zal inchecken/zult inchecken (jij) zal inchecken/zult inchecken
(hij/zij/het) zal inchecken (hij/zij/het) zal inchecken
(wij) zullen inchecken (wij) zullen inchecken
(jullie) zullen inchecken (jullie) zullen inchecken
(zij) zullen inchecken (zij) zullen inchecken

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Nederlands Nederlands
(ik) zal ingecheckt hebben (ik) zal ingecheckt hebben
(jij) zult ingecheckt hebben (jij) zult ingecheckt hebben
(hij/zij/het) zal ingecheckt hebben (hij/zij/het) zal ingecheckt hebben
(wij) zullen ingecheckt hebben (wij) zullen ingecheckt hebben
(jullie) zullen ingecheckt hebben (jullie) zullen ingecheckt hebben
(zij) zullen ingecheckt hebben (zij) zullen ingecheckt hebben
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Nederlands Nederlands
(ik) zou inchecken (ik) zou inchecken
(jij) zou inchecken (jij) zou inchecken
(hij/zij/het) zou inchecken (hij/zij/het) zou inchecken
(wij) zouden inchecken (wij) zouden inchecken
(jullie) zouden inchecken (jullie) zouden inchecken
(zij) zouden inchecken (zij) zouden inchecken

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Nederlands Nederlands
ik zou ingecheckt hebben ik zou ingecheckt hebben
jij zou ingecheckt hebben / zou je ingecheckt hebben jij zou ingecheckt hebben / zou je ingecheckt hebben
(hij/zij/het) hij zou ingecheckt hebben (hij/zij/het) hij zou ingecheckt hebben
wij zouden ingecheckt hebben wij zouden ingecheckt hebben
jullie zouden ingecheckt hebben jullie zouden ingecheckt hebben
zij zouden ingecheckt hebben zij zouden ingecheckt hebben
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Nederlands Nederlands
Check in! Check in!