Deze les behandelt het inchecken, informatie vragen bij de vertrekhal en veiligheidscontrole op luchthaven en in het vliegtuig. Je oefent praktische dialogen, voorzetselgroepen en belangrijke werkwoordvervoegingen. Ideaal om A2-learners te helpen met dagelijkse situaties tijdens reizen in het Nederlands.
Luister- en leesmateriaal
Oefen woordenschat in context met echte materialen.
Woordenschat (13) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Het paspoort
Het paspoort
2
De stewardess
De stewardess
3
Veilig
Veilig
4
Weten
Weten
5
De identiteitskaart
De identiteitskaart
Oefening 2: Gespreksoefening
Instructie:
- Beschrijf met behulp van de afbeeldingen wat je op de luchthaven en in het vliegtuig moet doen. (Met behulp van de foto's beschrijf wat je moet doen op het vliegveld en in het vliegtuig.)
- Vind je het leuk om te vliegen? Waarom wel of niet? (Hou je van vliegen? Waarom of waarom niet?)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Je moet je ticket bij de incheckbalie halen. |
Het is noodzakelijk om de veiligheidscontrole te doorlopen. |
In het vliegtuig moet je je veiligheidsgordel gebruiken. |
Ik hou er niet van om te vliegen omdat de veiligheidscontrole altijd zo lang duurt. |
Ik ga graag met het vliegtuig omdat het zo snel is. |
Ik houd niet van de vliegtuigstoelen. Ze zijn niet comfortabel. |
De steward laat de veiligheidsinstructies zien. |
... |
Oefening 3: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 4: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ik ___ de instructies van de stewardess in het vliegtuig.
2. We hebben ___ alle veiligheidsinstructies tijdens de controle.
3. We ___ dat we op tijd moeten inchecken op de luchthaven.
4. Jij ___ waar de balie is om de identiteitskaart te laten controleren.
Oefening 5: Op het vliegveld
Instructie:
Werkwoordschema's
Weten - Weten
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik weet
- jij weet
- hij/zij/het weet
- wij weten
- jullie weten
- zij weten
Volgen - Volgen
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
- ik volg
- jij volgt
- hij/zij/het volgt
- wij volgen
- jullie volgen
- zij volgen
Hebben - Hebben
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
- ik heb
- jij hebt
- hij/zij/het heeft
- wij hebben
- jullie hebben
- zij hebben
Volgen - Volgen
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
- ik heb gevolgd
- jij hebt gevolgd
- hij/zij/het heeft gevolgd
- wij hebben gevolgd
- jullie hebben gevolgd
- zij hebben gevolgd
Oefening 6: Algemene zinsbouw
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Algemene zinsbouw
Toon vertaling Toon antwoordende instructies, Ik, identiteitskaart, De piloot, controleert
Oefening 7: Voorzetselgroep
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Voorzetselgroep
Toon vertaling Toon antwoordenaan de balie, gecontroleerd, op de luchthaven, in de cockpit, gevolgd, veiligheidsgordel
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Volgen volgen Delen Gekopieerd!
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
ik heb gevolgd | ik heb gevolgd |
jij hebt gevolgd / heb jij gevolgd? | jij hebt gevolgd / heb jij gevolgd? |
hij/zij/het heeft gevolgd | hij/zij/het heeft gevolgd |
wij hebben gevolgd | wij hebben gevolgd |
jullie hebben gevolgd | jullie hebben gevolgd |
zij hebben gevolgd | zij hebben gevolgd |
Weten weten Delen Gekopieerd!
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Nederlands | Nederlands |
---|---|
(ik) weet | (ik) weet |
(jij) weet/weten | (jij) weet/weten |
(hij/zij/het) weet | (hij/zij/het) weet |
(wij) weten | (wij) weten |
(jullie) weten | (jullie) weten |
(zij) weten | (zij) weten |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Nederlands oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Welkom bij de les "Op het vliegveld en in het vliegtuig"
Deze les is speciaal ontworpen voor taalstudenten op A2-niveau die zich willen voorbereiden op situaties op de luchthaven en tijdens de vlucht. Je leert hier praktische zinnen en woordenschat om te communiceren bij het inchecken, informatie vragen bij de vertrekhal en de veiligheidscontrole. Ook besteden we aandacht aan de algemene zinsbouw, zoals voorzetselgroepen en werkwoordvervoegingen in verschillende tijden.
Wat leer je in deze les?
- Inchecken bij de balie: Handige dialogen om te oefenen met het incheckproces, bijvoorbeeld "Goedemiddag, ik wil graag inchecken voor mijn vlucht".
- Informatie vragen bij de vertrekhal: Vragen over terminalinformatie en vluchtstatus zoals "Van welke terminal vertrekt mijn vlucht?" en "Is de vlucht vertraagd?".
- Veiligheidscontrole doorlopen: Veiligheidsinstructies begrijpen, bijvoorbeeld "Moet ik mijn jas uitdoen?" en ">Welke spullen mag ik meebrengen?".
- Werkwoordvervoegingen: Belangrijke werkwoorden zoals "weten", "volgen" en "controleren" worden geoefend in de onvoltooide tegenwoordige tijd en de voltooid tegenwoordige tijd.
- Korte verhaal: Een mini-verhaal over een typische luchthavenervaring met werkwoordsvormen die je actief kunt oefenen.
Belangrijke verschillen tussen instructienaal en Nederlands
In het Nederlands is de werkwoordvolgorde vaak anders dan in andere talen. Bijvoorbeeld, de werkwoorden worden in de hoofdzin meestal direct na het onderwerp geplaatst. Ook zijn voorzetselgroepen (zoals "bij de luchthavenbalie") belangrijk om locatie of tijd uit te drukken en ze staan vaak voor of na het hoofdwoord. Een zin als "Ik wil graag inchecken" gebruikt de beleefde vorm en rechtstreekse wensen die je in Nederland vaak hoort.
Enkele nuttige woorden en uitdrukkingen uit deze les zijn:
- Inchecken – je aanmelden voor de vlucht
- Instapkaart – het ticket dat je nodig hebt om aan boord te gaan
- Veiligheidscontrole – de controle van bagage en persoonlijke spullen
- Vertrekhal – de plek van waar de vlucht vertrekt
- Vlucht vertraagd – wanneer een vlucht later vertrekt dan gepland