Zaaien (zaaien) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van zaaien (zaaien) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitief |
Voltooid deelwoord |
Zaaien (Zaaien) |
Gezaaid (Gezaaid) |
Werkwoordsvormen
Aantonende wijs |
Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zaai |
(ik) zaai |
(jij) zaait/zaai |
(jij) zaait/zaai |
(hij/zij/het) zaait |
(hij/zij/het) zaait |
(wij) zaaien |
(wij) zaaien |
(jullie) zaaien |
(jullie) zaaien |
(zij) zaaien |
(zij) zaaien |
|
Onvoltooid verleden tijd (OVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zaaide |
(ik) zaaide |
(jij) zaaide |
(jij) zaaide |
(hij/zij/het) zaaide |
(hij/zij/het) zaaide |
(wij) zaaiden |
(wij) zaaiden |
(jullie) zaaiden |
(jullie) zaaiden |
(zij) zaaiden |
(zij) zaaiden |
|
Voltooid tegenwoordige tijd (VTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb gezaaid |
(ik) heb gezaaid |
(jij) hebt gezaaid |
(jij) hebt gezaaid |
(hij/zij/het) heeft gezaaid |
(hij/zij/het) heeft gezaaid |
(wij) hebben gezaaid |
(wij) hebben gezaaid |
(jullie) hebben gezaaid |
(jullie) hebben gezaaid |
(zij) hebben gezaaid |
(zij) hebben gezaaid |
|
Voltooid verleden tijd (VVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) heb gezaaid |
(ik) heb gezaaid |
(jij) hebt/heb gezaaid |
(jij) hebt/heb gezaaid |
(hij/zij/het) heeft gezaaid |
(hij/zij/het) heeft gezaaid |
(wij) hebben gezaaid |
(wij) hebben gezaaid |
(jullie) hebben gezaaid |
(jullie) hebben gezaaid |
(zij) hebben gezaaid |
(zij) hebben gezaaid |
|
Onvoltooid toekomende tijd (OTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
ik zal gezaaid hebben |
ik zal gezaaid hebben |
jij zult gezaaid hebben |
jij zult gezaaid hebben |
hij/zij/het zal gezaaid hebben |
hij/zij/het zal gezaaid hebben |
wij zullen gezaaid hebben |
wij zullen gezaaid hebben |
jullie zullen gezaaid hebben |
jullie zullen gezaaid hebben |
zij zullen gezaaid hebben |
zij zullen gezaaid hebben |
|
Voltooid toekomende tijd (VTTk)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zal gezaaid hebben |
(ik) zal gezaaid hebben |
(jij) zult/zal gezaaid hebben |
(jij) zult/zal gezaaid hebben |
(hij/zij/het) zal gezaaid hebben |
(hij/zij/het) zal gezaaid hebben |
(wij) zullen gezaaid hebben |
(wij) zullen gezaaid hebben |
(jullie) zullen gezaaid hebben |
(jullie) zullen gezaaid hebben |
(zij) zullen gezaaid hebben |
(zij) zullen gezaaid hebben |
|
Conditionele wijs |
Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou gezaaid hebben |
(ik) zou gezaaid hebben |
(jij) zou gezaaid hebben |
(jij) zou gezaaid hebben |
(hij/zij/het) zou gezaaid hebben |
(hij/zij/het) zou gezaaid hebben |
(wij) zouden gezaaid hebben |
(wij) zouden gezaaid hebben |
(jullie) zouden gezaaid hebben |
(jullie) zouden gezaaid hebben |
(zij) zouden gezaaid hebben |
(zij) zouden gezaaid hebben |
|
Conditionele Verleden Tijd (CVT)
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
(ik) zou gezaaid hebben |
(ik) zou gezaaid hebben |
(jij) zou gezaaid hebben |
(jij) zou gezaaid hebben |
(hij/zij/het) zou gezaaid hebben |
(hij/zij/het) zou gezaaid hebben |
(wij) zouden gezaaid hebben |
(wij) zouden gezaaid hebben |
(jullie) zouden gezaaid hebben |
(jullie) zouden gezaaid hebben |
(zij) zouden gezaaid hebben |
(zij) zouden gezaaid hebben |
|
Imperatief (gebiedende wijs) |
Gebiedende wijs
Delen
Gekopieerd!
Nederlands |
Nederlands |
Zaai! |
Zaai! |
|