10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 15 minuten

Audio en video

Tekst en vertaling

1. El lunes por la mañana veo el amanecer y tengo clase de yoga. Op maandag in de ochtend zie ik de zonsopgang en heb ik yogales.
2. Por la tarde, organizo mi semana. In de middag organiseer ik mijn week.
3. El martes por la mañana tengo clase de español. Op dinsdag ochtend heb ik Spaanse les.
4. Por la noche veo una película. 's nachts kijk ik een film.
5. El miércoles por la mañana quedo con mi amiga Laura. Op woensdag in de ochtend spreek ik af met mijn vriendin Laura.
6. Por la tarde trabajo en casa. In de middag werk ik thuis.
7. El jueves por la tarde voy al cine. Op donderdag in de middag ga ik naar de bioscoop.
8. Por la noche leo un libro. 's nachts lees ik een boek.
9. El viernes por la mañana escribo correos. Op vrijdag in de ochtend schrijf ik e-mails.
10. Al mediodía quedo con mis colegas para almorzar. Om twaalf uur spreek ik met mijn collega's af om te lunchen.
11. El sábado por la mañana veo a mis amigos. Op zaterdag ochtend zie ik mijn vrienden.
12. Por la noche vamos a ver el atardecer. 's Nachts gaan we de zonsondergang bekijken.
13. El domingo por la mañana veo a mi familia. Op zondag in de ochtend zie ik mijn familie.
14. Duermo de madrugada. Ik slaap tijdens de vroege ochtend.

Oefening 1: Discussievragen

Instructie: Bespreek de vragen nadat je naar de audio hebt geluisterd of de tekst hebt gelezen.

  1. ¿Qué hace Ana el lunes por la mañana?
    2. Wat doet Ana maandagochtend?
  2. ¿Con quién queda el miércoles por la mañana?
    3. Met wie spreek je af op woensdagochtend?
  3. ¿Cuándo tiene Ana clase de español?
    4. Wanneer heeft Ana Spaanse les?
  4. ¿Que te gusta hacer el fin de semana?
    5. Wat doe je graag in het weekend?
  5. ¿Cómo es tu día?
    6. Hoe is jouw dag?

Oefening 2: Vul de open plekken in en maak de zinnen af

Instructie: Vul het juiste woord in.

Toon vertaling Toon antwoorden

domingo, noche, tarde, amanecer, lunes, martes, miércoles, mañana, organizo

1.
Por la ... veo una película.
(Ik kijk 's avonds een film.)
2.
El ... por la ... quedo con mi amiga Laura.
(Woensdagmorgen spreek ik af met mijn vriendin Laura.)
3.
Por la ..., ... mi semana.
(In de namiddag organiseer ik mijn week.)
4.
El ... por la ... veo el ... y tengo clase de yoga.
(Op maandagochtend zie ik de zonsopgang en heb ik yogales.)
5.
El ... por la ... veo a mi familia.
(Op zondagmorgen zie ik mijn familie.)
6.
El ... por la ... tengo clase de español.
(Dinsdagochtend heb ik Spaanse les.)