Contar (tellen) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Contar - Vervoeging van tellen in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Contar (tellen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Números y contar (Cijfers en tellen)
Vervoeging van tellen in de tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) cuento | ik tel |
(tú) cuentas | jij telt |
(él/ella) cuenta | hij/zij telt |
(nosotros/nosotras) contamos | wij tellen |
(vosotros/vosotras) contáis | jullie tellen |
(ellos/ellas) cuentan | zij tellen |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo cuento hasta diez en español. | Ik tel tot tien in het Spaans. |
Tú cuentas los números del uno al veinte. | Jij telt de cijfers van één tot twintig. |
Él cuenta los libros en la mesa. | Hij telt de boeken op de tafel. |
Nosotros contamos hasta cien juntos. | Wij tellen samen tot honderd. |
Vosotros contáis las hojas del cuaderno. | Jullie tellen de bladen van het schrift. |
Ellos cuentan treinta manzanas en total. | Zij tellen in totaal dertig appels. |