10K+ studenten - 4.8/5
Leer met een leraar Inclusief leermaterialen Oefen conversatie

Esforzarse (zich inspannen)

Vervoeging van esforzarse (zich inspannen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Esforzarse (zich inspannen)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 4: Estilo de vida (Levensstijl)

Les 28: Ejercicio y estilo de vida (Oefening en levensstijl)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Esforzarse (Zich inspannen) esforzándose (zich inspannend) esforzado (ingespannen)

Esforzarse (Zich inspannen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) me esfuerzo ik span me in
(tú) te esfuerzas jij spant je in
(él/ella) se esfuerza hij/zij zich inspant
(nosotros/nosotras) nos esforzamos wij spannen ons in
(vosotros/vosotras) os esforzáis jullie spannen zich in
(ellos/ellas) se esfuerzan zij spannen zich in

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me he esforzado ik heb me ingespannen
(tú) te has esforzado jij hebt je ingespannen
(él/ella) se ha esforzado hij heeft zich ingespannen/zij heeft zich ingespannen
(nosotros/nosotras) nos hemos esforzado wij hebben ons ingespannen
(vosotros/vosotras) os habéis esforzado jullie hebben zich ingespannen
(ellos/ellas) se han esforzado zij hebben zich ingespannen

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) me esfuerce ik mij inspanning
(tú) te esfuerces jij je inspant
(él/ella) se esfuerce hij zich inspant/zij zich inspant
(nosotros/nosotras) nos esforcemos wij ons inspannen
(vosotros/vosotras) os esforcéis jullie spannen je in
(ellos/ellas) se esfuercen zij zich inspannen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me haya esforzado ik mij heb ingespannen
(tú) te hayas esforzado jij hebt je ingespannen
(él/ella) se haya esforzado hij/zij zich heeft ingespannen
(nosotros/nosotras) nos hayamos esforzado wij ons hebben ingespannen
(vosotros/vosotras) os hayáis esforzado jullie hebben zich ingespannen
(ellos/ellas) se hayan esforzado zij zich ingespannen hebben

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me esforzaba ik spande me in
(tú) te esforzabas jij/zich inspande
(él/ella) se esforzaba hij/zij spande zich in
(nosotros/nosotras) nos esforzábamos wij spanden ons in
(vosotros/vosotras) os esforzabais jullie spanden zich in
(ellos/ellas) se esforzaban zij/zij zich inspanden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me había esforzado ik had me ingespannen
(tú) te habías esforzado jij had je ingespannen
(él/ella) se había esforzado hij/zij had zich ingespannen
(nosotros/nosotras) nos habíamos esforzado wij hadden ons ingespannen
(vosotros/vosotras) os habíais esforzado jullie hadden zich ingespannen
(ellos/ellas) se habían esforzado zij hadden zich ingespannen

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me esforzara/me esforzase ik me zou inspannen
(tú) te esforzaras/te esforzases jij zou je inspannen
(él/ella) se esforzara/se esforzase hij/zij zich inspande
(nosotros/nosotras) nos esforzáramos/nos esforzásemos wij zouden ons inspannen
(vosotros/vosotras) os esforzarais/os esforzaseis jullie zouden zich inspannen
(ellos/ellas) se esforzaran/se esforzasen zij zouden zich inspannen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me hubiera esforzado/me hubiese esforzado ik zou me hebben ingespannen
(tú) te hubieras esforzado/te hubieses esforzado jij zou je hebben ingespannen
(él/ella) se hubiera esforzado/se hubiese esforzado hij/zij zou zich hebben ingespannen
(nosotros/nosotras) nos hubiéramos esforzado/nos hubiésemos esforzado wij zouden ons hebben ingespannen
(vosotros/vosotras) os hubierais esforzado/os hubieseis esforzado jullie zouden zich hebben ingespannen
(ellos/ellas) se hubieran esforzado/se hubiesen esforzado zij zich hadden ingespannen

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) me esforcé ik spande me in
(tú) te esforzaste jij hebt je ingespannen
(él/ella) se esforzó hij/zij spande zich in
(nosotros/nosotras) nos esforzamos wij spanden ons in
(vosotros/vosotras) os esforzasteis jullie hebben je ingespannen
(ellos/ellas) se esforzaron zij spanden zich in

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube esforzado ik had me ingespannen
(tú) hubiste esforzado jij had je ingespannen
(él/ella) hubo esforzado hij/zij had zich ingespannen
(nosotros/nosotras) hubimos esforzado wij hadden ons ingespannen
(vosotros/vosotras) hubisteis esforzado jullie hadden zich ingespannen
(ellos/ellas) hubieron esforzado zij hadden zich ingespannen

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) me esforzare ik zal mij inspannen
(tú) te esforzares jij zult je inspannen
(él/ella) se esforzare hij zou zich inspannen / zij zou zich inspannen
(nosotros/nosotras) nos esforzáremos wij zullen ons inspannen
(vosotros/vosotras) os esforzareis jullie zullen zich inspannen
(ellos/ellas) se esforzaren (zij) zich inspannen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me hubiere esforzado ik zou mij hebben ingespannen
(tú) te hubieres esforzado jij zou je hebben ingespannen
(él/ella) se hubiere esforzado hij zou zich hebben ingespannen
(nosotros/nosotras) nos hubiéremos esforzado wij zullen ons hebben ingespannen
(vosotros/vosotras) os hubiereis esforzado jullie zouden zich ingespannen hebben
(ellos/ellas) se hubieren esforzado zij zich zouden hebben ingespannen

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) me esforzaré ik zal me inspannen
(tú) te esforzarás jij zult je inspannen
(él/ella) se esforzará hij/zij zal zich inspannen
(nosotros/nosotras) nos esforzaremos wij zullen ons inspannen
(vosotros/vosotras) os esforzaréis jullie zullen zich inspannen
(ellos/ellas) se esforzarán zij zullen zich inspannen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me habré esforzado ik zal me hebben ingespannen
(tú) te habrás esforzado jij zult je hebben ingespannen
(él/ella) se habrá esforzado hij/zij zal zich hebben ingespannen
(nosotros/nosotras) nos habremos esforzado wij zullen ons hebben ingespannen
(vosotros/vosotras) os habréis esforzado jullie zullen zich ingespannen hebben
(ellos/ellas) se habrán esforzado zij zullen zich hebben ingespannen
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
Esfuérzate! Jij spannen je in!
Esfuércese! Hij/zij moet zich inspannen
Esforcémonos! Laten wij ons inspannen!
Esforzaos! jullie spannen zich in
Esfuércense! zij spannen zich in

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No me esfuerce! jij hoeft je niet in te spannen
No te esfuerces! Hij/zij moet zich niet inspannen
No se esfuerce! wij spannen ons niet in
No nos esforcemos! jullie spannen je niet in
No os esforcéis! jullie moeten jullie niet inspannen

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) me esforzaría ik zou mij inspannen
(tú) te esforzarías jij zou je inspannen
(él/ella) se esforzaría hij/zij zou zich inspannen
(nosotros/nosotras) nos esforzaríamos wij zouden ons inspannen
(vosotros/vosotras) os esforzaríais jullie zouden zich inspannen
(ellos/ellas) se esforzarían zij zouden zich inspannen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) me habría esforzado ik zou me hebben ingespannen
(tú) te habrías esforzado jij zou je hebben ingespannen
(él/ella) se habría esforzado hij/zij zou zich hebben ingespannen
(nosotros/nosotras) nos habríamos esforzado wij zouden ons hebben ingespannen
(vosotros/vosotras) os habríais esforzado jullie zouden zich hebben ingespannen
(ellos/ellas) se habrían esforzado zij zouden zich hebben ingespannen