Pasar (passeren) - Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs) Delen Gekopieerd!

Pasar - Vervoeging van passeren in het Spaans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige, indicatieve tijd (Presente, indicativo).
Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Pasar (passeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - Servicios cotidianos (Dagelijkse diensten)
Vervoeging van pasar in tegenwoordige tijd
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) paso | ik passeer |
(tú) pasas | jij passeert |
(él/ella) pasa | hij/zij passeert |
(nosotros/nosotras) pasamos | wij passeren |
(vosotros/vosotras) pasáis | jullie passeren |
(ellos/ellas) pasan | zij passeren |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Yo paso por la farmacia todos los días. | Ik kom elke dag bij de apotheek. |
Tú pasas frente al hospital ahora mismo. | Je loopt nu voor het ziekenhuis langs. |
Él pasa tarde en la oficina de correos. | Hij brengt de avond door op het postkantoor. |
Nosotros pasamos por la biblioteca esta tarde. | Wij komen vanmiddag langs de bibliotheek. |
Vosotros pasáis rápido por la gasolinera. | Jullie rijden snel langs het tankstation. |
Ellos pasan por la comisaría temprano mañana. | Ze gaan morgen vroeg langs bij het politiebureau. |