A1.38: Dagelijkse diensten

Servicios cotidianos

Ontdek hoe je in het Spaans kunt praten over dagelijkse diensten met het werkwoord estar + participio, zoals 'la panadería está abierta' (de bakkerij is open) en 'la oficina de correos está cerrada' (het postkantoor is gesloten), en leer belangrijke woorden zoals biblioteca, hospital en farmacia.

luisteren en lezen

Begin deze les door naar de audio te luisteren en de bijbehorende oefeningen te maken.

A1.38.1 Diálogo

Los servicios en el pueblo

De voorzieningen in het dorp


Woordenschat (19)

 El hospital: het ziekenhuis (Spaans)

El hospital

Show

Het ziekenhuis Show

 La farmacia: de apotheek (Spaans)

La farmacia

Show

De apotheek Show

 La escuela: de school (Spaans)

La escuela

Show

De school Show

 La oficina de correos: het postkantoor (Spaans)

La oficina de correos

Show

Het postkantoor Show

 La gasolinera: het tankstation (Spaans)

La gasolinera

Show

Het tankstation Show

 La comisaría: het politiebureau (Spaans)

La comisaría

Show

Het politiebureau Show

 La peluquería: De kapper (Spaans)

La peluquería

Show

De kapper Show

 La biblioteca: de bibliotheek (Spaans)

La biblioteca

Show

De bibliotheek Show

 La oficina: Het kantoor (Spaans)

La oficina

Show

Het kantoor Show

 La universidad: de universiteit (Spaans)

La universidad

Show

De universiteit Show

 La panadería: de bakkerij (Spaans)

La panadería

Show

De bakkerij Show

 La cafetería: het café (Spaans)

La cafetería

Show

Het café Show

 El gimnasio: de sportschool (Spaans)

El gimnasio

Show

De sportschool Show

 Usar (gebruiken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Usar

Show

Gebruiken Show

 Pasar (passeren) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Pasar

Show

Passeren Show

 El banco: de bank (Spaans)

El banco

Show

De bank Show

 Pronto: Klaar (Spaans)

Pronto

Show

Klaar Show

 Tarde: laat (Spaans)

Tarde

Show

Laat Show

 El ordenador: de computer (Spaans)

El ordenador

Show

De computer Show

Oefeningen

Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.

Oefening 1: Zinnen herschikken

Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.

Toon antwoorden
1.
mapa? | ¿Dónde está | el banco | en este
¿Dónde está el banco en este mapa?
(Waar is de bank op deze kaart?)
2.
ahora, ¿a | está cerrada | abre? | La farmacia | qué hora
La farmacia está cerrada ahora, ¿a qué hora abre?
(De apotheek is nu gesloten, hoe laat gaat hij open?)
3.
ocho de | El gimnasio | está abierto | la tarde. | hasta las
El gimnasio está abierto hasta las ocho de la tarde.
(De sportschool is open tot acht uur 's avonds.)
4.
panadería. | La oficina | de correos | de la | está cerca
La oficina de correos está cerca de la panadería.
(Het postkantoor is dicht bij de bakkerij.)
5.
la biblioteca? | ordenador en | usar el | ¿Se puede
¿Se puede usar el ordenador en la biblioteca?
(Mag je de computer gebruiken in de bibliotheek?)
6.
escuela está | La peluquería | pero la | abierta. | está cerrada,
La peluquería está cerrada, pero la escuela está abierta.
(De kapper is gesloten, maar de school is open.)

Oefening 2: Een woord matchen

Instructie: Kom de vertalingen overeen

La farmacia está abierta hasta las nueve de la noche. (De apotheek is open tot negen uur 's avonds.)
El gimnasio está justo al lado de la biblioteca. (De sportschool is direct naast de bibliotheek.)
¿Puedes usar el ordenador en la biblioteca los fines de semana? (Kun je de computer gebruiken in de bibliotheek in het weekend?)
La oficina de correos está cerrada porque es domingo. (Het postkantoor is gesloten omdat het zondag is.)

Oefening 3: Clusteren van woorden

Instructie: Classificeer deze woorden volgens het type service dat ze vertegenwoordigen: gezondheidsgerelateerde diensten of openbare stadsdiensten.

Servicios relacionados con la salud

Servicios públicos de la ciudad

Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin

Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.

1

La oficina


Het kantoor

2

La peluquería


De kapper

3

El ordenador


De computer

4

Pronto


Klaar

5

La farmacia


De apotheek

Ejercicio 5: Gespreksoefening

Instrucción:

  1. ¿Qué hizo Eva hoy? ¿Por dónde pasó? (Wat heeft Eva vandaag gedaan? Waar is ze langsgekomen?)
  2. ¿Dónde has estado hoy? (Waar ben je vandaag geweest?)

Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten

Voorbeeldzinnen:

Eva ha ido al gimnasio esta mañana.

Eva is vanmorgen naar de sportschool gegaan.

Después ella ha pasado por la panadería para comprar algo de comida.

Daarna is ze langs de bakker gegaan om wat eten te kopen.

Ha pasado por el banco por la tarde.

Ze is langs de bank gelopen in de avond.

Hoy he ido al hospital porque trabajo allí como médico.

Ik ben vandaag naar het ziekenhuis gegaan omdat ik daar als arts werk.

He estado en el colegio esta mañana por mis hijos.

Ik ben vanmorgen naar de school geweest vanwege mijn kinderen.

He ido a la universidad y a la biblioteca hoy.

Ik ben vandaag naar de universiteit en de bibliotheek geweest.

...

Oefening 6: Gesprekskaarten

Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.

Oefening 7: Meerkeuze

Instructie: Kies de juiste oplossing

1. ¿Sabes si la oficina ___ abierta ahora?

(Weet je of het kantoor nu ___ open is?)

2. La biblioteca ___ cerrada los domingos.

(De bibliotheek ___ op zondag gesloten.)

3. Hoy ___ comprado libros nuevos para la universidad.

(Vandaag ___ nieuwe boeken gekocht voor de universiteit.)

4. Siempre ___ el metro para ir al trabajo porque es rápido.

(We ___ altijd de metro om naar het werk te gaan omdat het snel is.)

Oefening 8: Dagelijkse diensten: een bezoek aan het postkantoor en de bakkerij

Instructie:

Esta mañana, yo (Abrir - Pretérito perfecto) (Abrir - Pretérito perfecto) la puerta de la oficina de correos, pero está cerrada. Mi compañero de trabajo (Comprar - Pretérito perfecto) (Comprar - Pretérito perfecto) sellos para enviar un paquete. Nosotros (Usar - Presente) el ordenador para imprimir la dirección correctamente. Después, (Pasar - Presente) por la panadería, y mi esposa me dice que la panadería (Estar - Presente) abierta para comprar pan fresco.


Vanmorgen heb ik de deur geopend (Abrir - Pretérito perfecto) van het postkantoor, maar het is gesloten. Mijn collega heeft postzegels gekocht (Comprar - Pretérito perfecto) om een pakket te versturen. Wij gebruiken (Usar - Presente) de computer om het adres correct af te drukken. Daarna lopen we langs (Pasar - Presente) de bakkerij, en mijn vrouw zegt dat de bakkerij is (Estar - Presente) open om vers brood te kopen.

Werkwoordschema's

Abrir - Abrir

Pretérito perfecto

  • yo he abierto
  • tú has abierto
  • él/ella/Ud. ha abierto
  • nosotros hemos abierto
  • vosotros habéis abierto
  • ellos/ellas/Uds. han abierto

Comprar - Comprar

Pretérito perfecto

  • yo he comprado
  • tú has comprado
  • él/ella/Ud. ha comprado
  • nosotros hemos comprado
  • vosotros habéis comprado
  • ellos/ellas/Uds. han comprado

Usar - Usar

Presente

  • yo uso
  • tú usas
  • él/ella/Ud. usa
  • nosotros usamos
  • vosotros usáis
  • ellos/ellas/Uds. usan

Pasar - Pasar

Presente

  • yo paso
  • tú pasas
  • él/ella/Ud. pasa
  • nosotros pasamos
  • vosotros pasáis
  • ellos/ellas/Uds. pasan

Estar - Estar

Presente

  • yo estoy
  • tú estás
  • él/ella/Ud. está
  • nosotros estamos
  • vosotros estáis
  • ellos/ellas/Uds. están

Oefening 9: "Estar" + participio

Instructie: Vul het juiste woord in.

Grammatica: "Estar" + participio

Toon vertaling Toon antwoorden

cerrada, preparadas, cerradas, organizada, abierta, abiertos, alquilada, preparado

1. Cerrar:
Las escuelas están ....
(De scholen zijn gesloten.)
2. Abrir:
Los hospitales están ... todos los días.
(De ziekenhuizen zijn elke dag geopend.)
3. Abrir:
La farmacia está ... hoy.
(De apotheek is vandaag open.)
4. Preparar:
Las bibliotecas están ... para el nuevo semestre.
(De bibliotheken zijn klaar voor het nieuwe semester.)
5. Cerrar:
La gasolinera está ... por la noche.
(Het tankstation is 's nachts gesloten.)
6. Preparar:
El hospital está ... para emergencias.
(Het ziekenhuis is voorbereid op noodgevallen.)
7. Organizar:
La oficina de correos está ....
(Het postkantoor is georganiseerd.)
8. Alquilar:
La oficina está ....
(Het kantoor is gehuurd.)

Grammatica

We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!

Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les

Abrir openen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he abierto ik heb geopend
(tú) has abierto jij hebt geopend
(él/ella) ha abierto hij/zij heeft geopend
(nosotros/nosotras) hemos abierto wij hebben geopend
(vosotros/vosotras) habéis abierto jullie hebben geopend
(ellos/ellas) han abierto zij hebben geopend

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Comprar kopen

Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he comprado ik heb gekocht
(tú) has comprado jij hebt gekocht
(él/ella) ha comprado hij/zij heeft gekocht
(nosotros/nosotras) hemos comprado wij hebben gekocht
(vosotros/vosotras) habéis comprado jullie hebben gekocht
(ellos/ellas) han comprado zij hebben gekocht

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Usar gebruiken

Presente

Spaans Nederlands
(yo) uso ik gebruik
(tú) usas jij gebruikt
(él/ella) usa hij/zij gebruikt
(nosotros/nosotras) usamos wij gebruiken
(vosotros/vosotras) usáis jullie gebruiken
(ellos/ellas) usan zij gebruiken

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Pasar passeren

Presente

Spaans Nederlands
(yo) paso ik passeer
(tú) pasas jij passeert
(él/ella) pasa hij/zij passeert
(nosotros/nosotras) pasamos wij passeren
(vosotros/vosotras) pasáis jullie passeren
(ellos/ellas) pasan zij passeren

Oefeningen en voorbeeldzinnen

Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!

Wil je vandaag Spaans oefenen? Dat is mogelijk! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.

Schrijf je nu in!

Alledaagse diensten in de stad

Deze les is gericht op het leren over dagelijkse openbare en commerciële diensten die je in een stad kunt vinden. We oefenen met het stellen van vragen over de locatie en openingstijden van diensten zoals de bibliotheek, het ziekenhuis, het postkantoor, de bakkerij en meer. Het niveau is A1, ideaal voor beginners die basiscommunicatie in het Spaans willen verbeteren.

Belangrijke grammatica: "Estar" + voltooid deelwoord

Het gebruik van "estar" gevolgd door een voltooid deelwoord (participio) wordt gebruikt om de staat of conditie van een plaats aan te geven, bijvoorbeeld of een locatie open of gesloten is. Bijvoorbeeld: La panadería está abierta hasta las ocho de la tarde.

Voorbeelden van nuttige woorden en uitdrukkingen

  • Servicios públicos: el banco, la biblioteca, el hospital, la comisaría, la oficina de correos
  • Servicios comerciales: la peluquería, la cafetería, la panadería
  • Belangrijke vragen:
    ¿Dónde está...? (Waar is ...?)
    ¿Está abierta ahora? (Is het nu open?)
    ¿Cuándo abre? (Wanneer opent het?)

Praktische dialoogvoorbeelden

De les bevat dialogen die je helpen om te vragen waar een dienst zich bevindt en wanneer deze open is. Bijvoorbeeld bij de apotheek:
¿Dónde está la farmacia en este mapa? - La farmacia está al lado del supermercado.
¿Está abierta ahora? - No, la farmacia está cerrada hasta las diez de la mañana.

Verschillen tussen het Nederlands en Spaans

In het Spaans wordt vaak het werkwoord estar gebruikt om de locatie van iets aan te geven, terwijl het Nederlands meestal het werkwoord zijn gebruikt met een vaste locatie. Bijvoorbeeld: La biblioteca está cerca de la universidad betekent letterlijk "De bibliotheek is dicht bij de universiteit". Ook gebruikt het Spaans specifieke participia (zoals abierta, cerrada) om de staat van een plek te beschrijven, wat in het Nederlands vaak met bijvoeglijke naamwoorden wordt gedaan.

Handige woorden en zinnen in vergelijking

  • Spaans: ¿Dónde está la oficina de correos?Nederlands: Waar is het postkantoor?
  • Spaans: La farmacia está cerrada.Nederlands: De apotheek is gesloten.
  • Spaans: ¿Cuándo abre?Nederlands: Wanneer opent het?

Deze lessen zouden niet mogelijk zijn zonder onze geweldige partners🙏