Pasar (passeren)

Pasar (passeren)

Leer het werkwoord 'passeren' te vervoegen in het Spaans: voltooid tegenwoordige tijd, indicatief

Pretérito perfecto, indicativo (Voltooid tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Pasar (passeren)

Lesprogramma: Spaanse les - Servicios cotidianos (Dagelijkse diensten)

Vervoeging van pasar in Pretérito perfecto

Spaans Nederlands
(yo) he pasado ik ben gepasseerd
(tú) has pasado jij bent gepasseerd
(él/ella) ha pasado hij/zij is gepasseerd
(nosotros/nosotras) hemos pasado wij hebben gepasseerd
(vosotros/vosotras) habéis pasado jullie hebben gepasseerd
(ellos/ellas) han pasado zij hebben gepasseerd