Seguir (volgen)

Vervoeging van seguir (volgen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

Seguir (volgen)

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 1: Viajar: ¡A lo desconocido! (Reizen: op avontuur!)

Les 4: En el aeropuerto y en el avión. (Op het vliegveld en in het vliegtuig.)

Basiswerkwoordsvormen

Infinitivo (Infinitief) Gerundio (Deelwoord) Participio (Deelwoord)
Seguir (volgen) Siguiendo (volgend) Seguido (gevolgd)

Seguir (volgen): Werkwoordvervoegingstabellen

Indicativo (Aantonende wijs) Subjuntivo (Aanvoegende wijs)

Presente 

Spaans Nederlands
(yo) sigo ik volg
(tú) sigues jij volgt
(él/ella) sigue hij/zij volgt
(nosotros/nosotras) seguimos wij volgen
(vosotros/vosotras) seguís jullie volgen
(ellos/ellas) siguen zij volgen

Pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) he seguido ik heb gevolgd
(tú) has seguido jij hebt gevolgd
(él/ella) ha seguido hij/zij heeft gevolgd
(nosotros/nosotras) hemos seguido wij hebben gevolgd
(vosotros/vosotras) habéis seguido jullie hebben gevolgd
(ellos/ellas) han seguido zij hebben gevolgd

Subjuntivo presente 

Spaans Nederlands
(yo) siga ik volg
(tú) sigas jij volg
(él/ella) siga hij/zij volgt
(nosotros/nosotras) sigamos wij volgen
(vosotros/vosotras) sigáis jullie volgen
(ellos/ellas) sigan zij volgen

Subjuntivo pretérito perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) haya seguido ik heb gevolgd
(tú) hayas seguido jij hebt gevolgd
(él/ella) haya seguido hij/zij gevolgd heeft
(nosotros/nosotras) hayamos seguido wij hebben gevolgd
(vosotros/vosotras) hayáis seguido jullie hebben gevolgd
(ellos/ellas) hayan seguido zij hebben gevolgd

Pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) seguía ik volgde
(tú) seguías jij volgde
(él/ella) seguía hij/zij volgde
(nosotros/nosotras) seguíamos wij volgden
(vosotros/vosotras) seguíais jullie volgden
(ellos/ellas) seguían zij volgden

Pretérito pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) había seguido ik had gevolgd
(tú) habías seguido jij had gevolgd
(él/ella) había seguido hij/zij had gevolgd
(nosotros/nosotras) habíamos seguido wij hadden gevolgd
(vosotros/vosotras) habíais seguido jullie hadden gevolgd
(ellos/ellas) habían seguido zij hadden gevolgd

Subjuntivo pretérito imperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) siguiera/siguiese ik zou volgen
(tú) siguieras/siguieses jij zou volgen
(él/ella) siguiera/siguiese hij/zij volgde
(nosotros/nosotras) siguiéramos/siguiésemos wij zouden volgen
(vosotros/vosotras) siguierais/siguieseis jullie zouden volgen
(ellos/ellas) siguieran/siguiesen zij zouden volgen

Subjuntivo pluscuamperfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiera/hubiese seguido ik zou gevolgd hebben
(tú) hubieras/hubieses seguido jij zou gevolgd hebben
(él/ella) hubiera/hubiese seguido hij/zij zou gevolgd hebben
(nosotros/nosotras) hubiéramos/hubiésemos seguido wij zouden gevolgd hebben
(vosotros/vosotras) hubierais/hubieseis seguido jullie zouden gevolgd hebben
(ellos/ellas) hubieran/hubiesen seguido zij zouden gevolgd hebben

Pretérito indefinido 

Spaans Nederlands
(yo) seguí ik volgde
(tú) seguiste jij volgde
(él/ella) siguió hij/zij volgde
(nosotros/nosotras) seguimos wij volgden
(vosotros/vosotras) seguisteis jullie volgden
(ellos/ellas) siguieron zij volgden

Pretérito anterior 

Spaans Nederlands
(yo) hube seguido ik had gevolgd
(tú) hubiste seguido jij had gevolgd
(él/ella) hubo seguido hij/zij had gevolgd
(nosotros/nosotras) hubimos seguido wij hadden gevolgd
(vosotros/vosotras) hubisteis seguido jullie hadden gevolgd
(ellos/ellas) hubieron seguido zij hadden gevolgd

Subjuntivo futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) siguiere ik zal volgen
(tú) siguiere/siguieres jij zou volgen
(él/ella) siguiere hij/zij zal volgen
(nosotros/nosotras) siguiéremos wij zullen volgen
(vosotros/vosotras) siguiereis jullie zullen volgen
(ellos/ellas) siguieren zij zullen volgen

Subjuntivo futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) hubiere seguido ik zou gevolgd hebben
(tú) hubieres seguido jij zou gevolgd hebben
(él/ella) hubiere seguido hij/zij zou gevolgd hebben
(nosotros/nosotras) hubiéremos seguido wij zullen gevolgd hebben
(vosotros/vosotras) hubiereis seguido jullie zullen gevolgd hebben
(ellos/ellas) hubieren seguido zij zouden gevolgd hebben

Futuro simple 

Spaans Nederlands
(yo) seguiré ik zal volgen
(tú) seguirás jij zult volgen
(él/ella) seguirá hij/zij zal volgen
(nosotros/nosotras) seguiremos wij zullen volgen
(vosotros/vosotras) seguiréis jullie zullen volgen
(ellos/ellas) seguirán zij zullen volgen

Futuro perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habré seguido ik zal gevolgd hebben
(tú) habrás seguido jij zult gevolgd hebben
(él/ella) habrá seguido hij/zij zal gevolgd hebben
(nosotros/nosotras) habremos seguido wij zullen gevolgd hebben
(vosotros/vosotras) habréis seguido jullie zullen gevolgd hebben
(ellos/ellas) habrán seguido zij zullen gevolgd hebben
Imperativo (Imperatief)

Imperativo 

Spaans Nederlands
¡Sigue! jij volgt
¡Siga! hij/zij volgt
¡Sigamos! laten we volgen
¡Seguid! jullie volgen
¡Sigan! Zij volgen!

Imperativo negativo 

Spaans Nederlands
No siga! jij volg niet
No sigas! Hij/zij volgt niet!
No siga! jij volg niet
No sigamos! jullie volgen niet!
No sigáis! Jullie stoppen!

Condicional simple 

Spaans Nederlands
(yo) seguiría ik zou volgen
(tú) seguirías jij zou volgen
(él/ella) seguiría hij/zij zou volgen
(nosotros/nosotras) seguiríamos wij zouden volgen
(vosotros/vosotras) seguiríais jullie zouden volgen
(ellos/ellas) seguirían zij zouden volgen

Condicional perfecto 

Spaans Nederlands
(yo) habría seguido Ik zou gevolgd hebben
(tú) habrías seguido jij zou gevolgd hebben
(él/ella) habría seguido hij/zij zou gevolgd hebben
(nosotros/nosotras) habríamos seguido wij zouden gevolgd hebben
(vosotros/vosotras) habríais seguido jullie zouden gevolgd hebben
(ellos/ellas) habrían seguido zij zouden gevolgd hebben