Vivir (leven)

Vivir (leven)

Leer het werkwoord "leven" te vervoegen in het Spaans: tegenwoordige tijd, onvoltooid tegenwoordige wijs

Presente, indicativo (Tegenwoordige tijd, aantonende wijs)

Alle vervoegingen en tijden: Vivir (leven)

Lesprogramma: Spaanse les - ¿De dónde eres? (Waar kom je vandaan?)

Vervoeging van leven in de tegenwoordige tijd

Spaans Nederlands
(yo) vivo ik leef
(tú) vives jij leeft
(él/ella) vive hij/zij leeft
(nosotros/nosotras) vivimos wij leven
(vosotros/vosotras) vivís jullie leven
(ellos/ellas) viven zij leven