Vivir (leven) - Subjuntivo presente, subjuntivo (Aanvoegende wijs tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs) Delen Gekopieerd!

Vivir - Vervoeging van leven in het Spaans: Vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de aanvoegende wijs tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs tijd (Subjuntivo presente, subjuntivo).
Subjuntivo presente, subjuntivo (Aanvoegende wijs tegenwoordige tijd, aanvoegende wijs)
Alle vervoegingen en tijden: Vivir (leven) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Lesprogramma: Spaanse les - ¿De dónde eres? (Waar kom je vandaan?)
Vervoeging van Vivir in Subjuntivo presente
Spaans | Nederlands |
---|---|
(yo) viva | ik leef |
(tú) vivas | jij leef |
(él/ella) viva | hij/zij leve |
(nosotros/nosotras) vivamos | wij leven |
(vosotros/vosotras) viváis | jullie leven |
(ellos/ellas) vivan | zij leven |
Voorbeeldzinnen
Spaans | Nederlands |
---|---|
Quiero que yo viva en claridad. | Ik wil dat ik in helderheid leef. |
Espero que tú vivas para dejar un recado. | Ik hoop dat je leeft om een boodschap achter te laten. |
Es posible que él viva para descolgar la llamada. | Het is mogelijk dat hij leeft om het telefoontje op te nemen. |
Deseamos que nosotros vivamos sin colgar la señal. | We wensen dat wij zonder het ophangen van het teken leven. |
Queremos que vosotros viváis con claridad en el mensaje. | We willen dat jullie helderheid hebben in de boodschap. |
Es necesario que ellos vivan para escuchar la voz. | Het is noodzakelijk dat zij leven om de stem te horen. |