Spelen (jouer) - Conjugaison des verbes et exercices

Conjugaison de spelen (jouer) pour tous les temps verbaux avec des phrases d'exemple et des exercices.

 Spelen (jouer) - Conjugaison des verbes et exercices

Matériel d'apprentissage qui met en œuvre ce verbe:

Niveau: A1

Module 6: De stad en het dorp (La ville et le village)

Leçon 40: Sport en beweging (Sports et exercice)

Infinitief Voltooid deelwoord
Spelen (Jouer) Gespeeld (Joué)

Temps de verbe

Aantonende wijs

Onvoltooid tegenwoordige tijd (OTT) 

Néerlandais Français
(ik) speel je joue
(jij) speelt/spel tu joues/joues
(hij/zij/het) speelt il/elle/on joue
(wij) spelen nous jouons
(jullie) spelen vous jouez
(zij) spelen ils jouent

Onvoltooid verleden tijd (OVT) 

Néerlandais Français
(ik) speelde je jouais
(jij) speelde tu jouais
(hij/zij/het) speelde il/elle/on jouait
(wij) speelden nous jouions
(jullie) speelden vous jouiez
(zij) speelden ils jouaient

Voltooid tegenwoordige tijd (VTT) 

Néerlandais Français
(ik) heb gespeeld j'ai joué
(jij) hebt/ hebt gespeeld tu as joué
(hij/zij/het) heeft gespeeld il/elle/on a joué
(wij) hebben gespeeld nous avons joué
(jullie) hebben gespeeld vous avez joué
(zij) hebben gespeeld ils ont joué

Voltooid verleden tijd (VVT) 

Néerlandais Français
(ik) heb gespeeld j'ai joué
(jij) hebt/heb gespeeld tu as joué
(hij/zij/het) heeft gespeeld il/elle/on a joué
(wij) hebben gespeeld nous avons joué
(jullie) hebben gespeeld vous avez joué
(zij) hebben gespeeld ils ont joué

Onvoltooid toekomende tijd (OTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal spelen je jouerai
(jij) zult/spelt/spelen tu joueras
(hij/zij/het) zal spelen il/elle/on jouera
(wij) zullen spelen nous jouerons
(jullie) zullen spelen vous jouerez
(zij) zullen spelen ils joueront

Voltooid toekomende tijd (VTTk) 

Néerlandais Français
(ik) zal gespeeld hebben j'aurai joué
(jij) zult/zal gespeeld hebben tu auras joué
(hij/zij/het) zal gespeeld hebben il/elle/il aura joué
(wij) zullen gespeeld hebben nous aurons joué
(jullie) zullen gespeeld hebben vous aurez joué
(zij) zullen gespeeld hebben ils auront joué
Conditionele wijs

Conditionele Tegenwoordige Tijd (CTT) 

Néerlandais Français
(ik) zou spelen je jouerais
(jij) zou spelen tu jouerais
(hij/zij/het) zou spelen il jouerait/elle jouerait/on jouerait
(wij) zouden spelen nous jouerions
(jullie) zouden spelen vous joueriez
(zij) zouden spelen ils joueraient

Conditionele Verleden Tijd (CVT) 

Néerlandais Français
(ik) zou gespeeld hebben j'aurais joué
(jij) zou gespeeld hebben tu aurais joué
(hij/zij/het) zou gespeeld hebben il/elle/on aurait joué
(wij) zouden gespeeld hebben nous aurions joué
(jullie) zouden gespeeld hebben vous auriez joué
(zij) zouden gespeeld hebben ils auraient joué
Imperatief (gebiedende wijs)

Gebiedende wijs 

Néerlandais Français
Speel! Joue !