Dazugeben (toevoegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van dazugeben (toevoegen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Dazugeben (toevoegen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 3: Tag für Tag (Dag tot dag)

Les 17: Kochen und Backen (Koken en bakken)

Infinitiv Partizip
Dazugeben (toevoegen) dazugegeben (toegevoegd)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) gebe dazu ik voeg toe
(du) gibst dazu jij geeft toe
(er/sie/es) gibt dazu hij/zij/het voegt toe
(wir) geben dazu wij voegen toe
(ihr) gebt dazu jullie geven daaraan toe
(sie) geben dazu zij geven toe

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) gab dazu ik voegde toe
(du) gabst dazu jij gaf toe
(er/sie/es) gab dazu hij/zij/het gaf erbij
(wir) gaben dazu wij voegden toe
(ihr) gabt dazu jullie gaven er aan toe
(sie) gaben dazu zij gaven toe

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe dazugegeben ik heb toegevoegd
(du) hast dazugegeben jij hebt toegevoegd
(er/sie/es) hat dazugegeben hij/zij/het heeft toegevoegd
(wir) haben dazugegeben wij hebben toegevoegd
(ihr) habt dazugegeben jullie hebben toegevoegd
(sie) haben dazugegeben zij hebben toegevoegd

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte dazugegeben ik had toegevoegd
(du) hattest dazugegeben jij had toegevoegd
(er/sie/es) hatte dazugegeben hij/zij/het had toegevoegd
(wir) hatten dazugegeben wij hadden toegevoegd
(ihr) hattet dazugegeben jullie hadden toegevoegd
(sie) hatten dazugegeben zij hadden toegevoegd

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde dazuzugeben ik zal toevoegen
du wirst dazuzugeben jij zult toevoegen
er/sie/es wird dazuzugeben hij/zij/het zal toevoegen
wir werden dazuzugeben wij zullen toevoegen
ihr werdet dazuzugeben jullie zullen toevoegen
sie werden dazuzugeben zij zullen toevoegen

Futur II 

Duits Nederlands
ich werde dazugegeben haben ik zal toegevoegd hebben
du wirst dazugegeben haben jij zult toegevoegd hebben
er/sie/es wird dazugegeben haben hij/zij/het zal toegevoegd hebben
wir werden dazugegeben haben wij zullen hebben toegevoegd
ihr werdet dazugegeben haben jullie zullen toegevoegd hebben
sie werden dazugegeben haben zij zullen hebben toegevoegd

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) däuzugäbe ik zou toevoegen
(du) däuzugäbest jij zou toevoegen
(er/sie/es) däuzugäbe hij/zij/het zou toevoegen
(wir) däuzugäben wij zouden toevoegen
(ihr) däuzugäbet jullie zouden toevoegen
(sie) däuzugäben zij zouden toevoegen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte dazugegeben ik zou toegevoegd hebben
(du) hättest dazugegeben jij zou toegevoegd hebben
(er/sie/es) hätte dazugegeben hij/zij/het zou toevoegen
(wir) hätten dazugegeben wij zouden toegevoegd hebben
(ihr) hättet dazugegeben jullie zouden toevoegen
(sie) hätten dazugegeben zij zouden toegevoegd hebben

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Dazugeben! Jij voegt toe