Deze les behandelt trennbare werkwoorden in het Duits binnen het thema koken en bakken. Je leert hoe je werkwoorden als "vorbereiten", "anrufen" en "dazugeben" correct gebruikt. Belangrijke woorden en zinnen rondom koken en ingrediënten worden geoefend en uitgelegd, met aandacht voor praktische communicatie en grammaticale verschillen met het Nederlands.
Woordenschat (19) Delen Gekopieerd!
Oefeningen Delen Gekopieerd!
Deze oefeningen kunnen tijdens conversatielessen samen gedaan worden of als huiswerk.
Oefening 1: Zinnen herschikken
Instructie: Maak correcte zinnen en vertaal.
Oefening 2: Een woord matchen
Instructie: Kom de vertalingen overeen
Oefening 3: Clusteren van woorden
Instructie: Orden de volgende woorden passend bij de twee categorieën met als thema Koken en Bakken.
Zutaten beim Kochen und Backen
Verben und Ausdrücke beim Kochen
Oefening 4: Vertaal en gebruik in een zin
Instructie: Kies een woord, vertaal het en gebruik het woord in een zin of dialoog.
1
Kochen
Koken
2
Das Mehl
De bloem
3
Hausgemacht
Huisgemaakt
4
Fertig
Klaar
5
Der Zucker
De suiker
Übung 5: Gespreksoefening
Anleitung:
- Leg elke stap uit van het bakken van pannenkoeken. (Leg elk stadium van het pannenkoeken bakken uit.)
Richtlijnen tijdens het lesgeven +/- 10 minuten
Voorbeeldzinnen:
Es ist notwendig, die Butter zu kochen. Het is noodzakelijk om de boter te koken. |
Wir müssen die Butter und den Zucker hinzufügen. We moeten de boter en de suiker toevoegen. |
Du musst das Öl und die Butter zur Mischung hinzufügen. Je moet de olie en de boter aan het mengsel toevoegen. |
Du musst die Eier, die Milch und das Salz mischen. Je moet de eieren, de melk en het zout mengen. |
Backen Sie die Pfannkuchen in der Pfanne. Bak de pannenkoeken in de pan. |
Iss die Pfannkuchen, guten Appetit! Eet de pannenkoeken, smakelijk eten! |
... |
Oefening 6: Gesprekskaarten
Instructie: Kies een situatie en oefen het gesprek met je docent of medestudenten.
Oefening 7: Meerkeuze
Instructie: Kies de juiste oplossing
1. Ich ___ um 7 Uhr auf, um das Frühstück vorzubereiten.
(Ik ___ om 7 uur op om het ontbijt voor te bereiden.)2. Wir ___ frische Kartoffeln und Salz für das Rezept.
(We ___ verse aardappelen en zout nodig voor het recept.)3. Du ___ noch ein bisschen Öl und Knoblauch dazu.
(Je ___ nog een beetje olie en knoflook toe.)4. Am Abend ___ wir zusammen hausgemachtes Essen.
(’s Avonds ___ we samen zelfgemaakt eten.)Oefening 8: Koken en bakken: Een diner voorbereiden
Instructie:
Werkwoordschema's
Vorbereiten - Voorbereiden
Präsens
- ich bereite
- du bereitest
- er/sie/es bereitet
- wir bereiten
- ihr bereitet
- sie/Sie bereiten
Brauchen - Hebben
Präsens
- ich brauche
- du brauchst
- er/sie/es braucht
- wir brauchen
- ihr braucht
- sie/Sie brauchen
Schneiden - Snijden
Präsens
- ich schneide
- du schneidest
- er/sie/es schneidet
- wir schneiden
- ihr schneidet
- sie/Sie schneiden
Anrufen - Bellen
Präsens
- ich rufe an
- du rufst an
- er/sie/es ruft an
- wir rufen an
- ihr ruft an
- sie/Sie rufen an
Kommen - Komen
Präsens
- ich komme
- du kommst
- er/sie/es kommt
- wir kommen
- ihr kommt
- sie/Sie kommen
Dazugeben - Toevoegen
Präsens
- ich gebe dazu
- du gibst dazu
- er/sie/es gibt dazu
- wir geben dazu
- ihr gebt dazu
- sie/Sie geben dazu
Kochen - Koken
Präsens
- ich koche
- du kochst
- er/sie/es kocht
- wir kochen
- ihr kocht
- sie/Sie kochen
Oefening 9: Trennbare Verben
Instructie: Vul het juiste woord in.
Grammatica: Scheidingbare werkwoorden
Toon vertaling Toon antwoordenhören, ab, zu, mit, dazu, kommt, stehe, rufe, an, vor, bereiten, auf, gibt, holst, geben
Grammatica Delen Gekopieerd!
We geven toe dat het niet het meest opwindende is, maar het is absoluut essentieel (en we beloven dat het zich zal terugbetalen)!
Werkwoordsvervoegingstabellen voor deze les Delen Gekopieerd!
Kochen koken Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) koche | ik kook |
(du) kochst | jij kookt |
(er/sie/es) kocht | hij/zij/het kookt |
(wir) kochen | wij koken |
(ihr) kocht | jullie koken |
(sie) kochen | zij koken |
Brauchen hebben nodig Delen Gekopieerd!
prasens
Duits | Nederlands |
---|---|
(ich) brauche | ik heb nodig |
(du) brauchst | jij hebt nodig |
(er/sie/es) braucht | hij/zij/het heeft nodig |
(wir) brauchen | wij hebben nodig |
(ihr) braucht | jullie hebben nodig |
(sie) brauchen | zij hebben nodig |
Zie je geen vooruitgang als je alleen studeert? Bestudeer dit materiaal met een gecertificeerde docent!
Wil je vandaag Duits oefenen? Dat kan! Neem vandaag nog contact op met een van onze docenten.
Koken en Bakken: Trennbare Verben in het Duits
In deze les leer je de basis van trennbare werkwoorden binnen het thema 'Koken en bakken'. Deze werkwoorden zijn typisch voor het Duits en worden vaak gebruikt in alledaagse gesprekken over koken en het voorbereiden van maaltijden. Het correct begrijpen en toepassen van trennbare werkwoorden helpt je om natuurlijke en correcte zinnen te vormen, zoals Ich bereite das Essen vor (Ik bereid het eten voor) of Wir rufen die Freundin an (We bellen de vriendin op).
Wat zijn trennbare werkwoorden?
Trennbare werkwoorden bestaan uit een vaste combinatie van een werkwoord en een voorvoegsel dat je in sommige tijden en zinnen los van elkaar zet. Bijvoorbeeld het werkwoord vorbereiten (voorbereiden): in de zin Ich bereite das Essen vor splitst het voorvoegsel vor zich af en staat aan het einde van de zin.
Voorbeelden en oefeningen
- Ich bereite das Essen vor – Ik bereid het eten voor
- Wir rufen die Freundin an – Wij bellen de vriendin op
- Gibst du bitte noch Salz und Öl dazu? – Voeg je alsjeblieft nog zout en olie toe?
Daarnaast vind je werkwoorden zoals kochen (koken), schneiden (snijden) en belangrijke ingrediënten als das Mehl (meel), das Salz (zout) en das Öl (olie) waarmee je praktische zinnen kunt maken voor in de keuken.
Belangrijk om te weten
In het Duits worden trennbare werkwoorden vaak gebruikt in combinatie met dagelijkse handelingen in de keuken. Dit maakt leren motiverend en herkenbaar. Het verschil met het Nederlands is dat Nederlandse samengestelde werkwoorden vaak niet gesplitst worden in een zin. Bijvoorbeeld het Nederlandse "voorbereiden" blijft één woord, terwijl het Duitse "vorbereiten" wordt gesplitst in bereite...vor. Dit vraagt extra aandacht bij het leren van de Duitse grammatica.
Nuttige zinnen en woorden
- Ich bereite das Abendessen vor. – Ik bereid het avondeten voor.
- Kommst du mit zum Markt? – Ga je mee naar de markt?
- Wir brauchen Mehl und Zucker. – We hebben meel en suiker nodig.
- Kannst du das Gemüse schneiden? – Kun je de groente snijden?