(Etwas) ausprobieren (iets uitproberen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van (etwas) ausprobieren (iets uitproberen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 (Etwas) ausprobieren (iets uitproberen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 4: Lifestyle (Levensstijl)

Les 23: Hobby-Kurse (Hobbylessen)

Infinitiv Partizip
(Etwas) ausprobieren (iets uitproberen) ausprobiert (uitgeprobeerd)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) probiere aus ik probeer iets uit
(du) probierst aus jij probeert iets uit
(er/sie/es) probiert aus hij/zij/het probeert iets uit
(wir) probieren aus wij proberen iets uit
(ihr) probiert aus jullie proberen uit
(sie) probieren aus zij proberen uit

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) probierte etwas aus ik probeerde iets uit
(du) probiertest etwas aus jij probeerde iets uit
(er/sie/es) probierte etwas aus hij/zij/het probeerde iets uit
(wir) probierten etwas aus wij probeerden iets uit
(ihr) probiertet etwas aus jullie probeerden iets uit
(sie) probierten etwas aus zij probeerden iets uit

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe ausprobiert ik heb iets uitgeprobeerd
(du) hast ausprobiert jij hebt iets uitgeprobeerd
(er/sie/es) hat ausprobiert hij/zij/het heeft iets uitgeprobeerd
(wir) haben ausprobiert wij hebben iets uitgeprobeerd
(ihr) habt ausprobiert jullie hebben iets uitgeprobeerd
(sie) haben ausprobiert zij hebben iets uitgeprobeerd

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte ausprobiert ik had iets uitgeprobeerd
(du) hattest ausprobiert jij had iets uitgeprobeerd
(er/sie/es) hatte ausprobiert hij/zij/het had iets uitgeprobeerd
(wir) hatten ausprobiert wij hadden iets uitgeprobeerd
(ihr) hattet ausprobiert jullie hadden iets uitgeprobeerd
(sie) hatten ausprobiert zij hadden iets uitgeprobeerd

Futur I 

Duits Nederlands
ich werde ausprobieren ik zal iets uitproberen
du wirst ausprobieren jij zult iets uitproberen
er/sie/es wird ausprobieren hij/zij/het zal iets uitproberen
wir werden ausprobieren wij zullen iets uitproberen
ihr werdet ausprobieren jullie zullen iets uitproberen
sie werden ausprobieren zij zullen iets uitproberen

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde ausprobiert haben ik zal iets uitgeprobeerd hebben
(du) wirst ausprobiert haben jij zult iets uitgeprobeerd hebben
(er/sie/es) wird ausprobiert haben hij/zij/het zal iets uitgeprobeerd hebben
(wir) werden ausprobiert haben wij zullen iets uitgeprobeerd hebben
(ihr) werdet ausprobiert haben jullie zullen iets uitgeprobeerd hebben
(sie) werden ausprobiert haben zij zullen iets uitgeprobeerd hebben

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) würde ausprobieren ik zou iets uitproberen
(du) würdest ausprobieren jij zou iets uitproberen
(er/sie/es) würde ausprobieren hij/zij/het zou iets uitproberen
(wir) würden ausprobieren wij zouden iets uitproberen
(ihr) würdet ausprobieren jullie zouden iets uitproberen
(sie) würden ausprobieren zij zouden iets uitproberen

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte ausprobiert ik zou iets hebben uitgeprobeerd
(du) hättest ausprobiert jij zou iets uitgeprobeerd hebben
(er/sie/es) hätte ausprobiert hij/zij/het zou iets uitgeprobeerd hebben
(wir) hätten ausprobiert wij zouden iets uitgeprobeerd hebben
(ihr) hättet ausprobiert jullie zouden iets uitgeprobeerd hebben
(sie) hätten ausprobiert zij zouden iets uitgeprobeerd hebben

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Probiere etwas aus! Probeer iets uit