Kündigen (ontslag nemen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van kündigen (ontslag nemen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitiv |
Partizip |
Kündigen
(ontslag nemen)
|
gekündigt
(ontslagen)
|
Werkwoordstijden
Indikativ
Präsens
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) kündige |
ik neem ontslag |
(du) kündigst |
jij neemt ontslag |
(er/sie/es) kündigt |
hij/zij/het neemt ontslag |
(wir) kündigen |
wij nemen ontslag |
(ihr) kündigt |
jullie nemen ontslag |
(sie) kündigen |
zij nemen ontslag |
|
Präteritum
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) kündigte |
ik nam ontslag |
(du) kündigtest |
jij nam ontslag |
(er/sie/es) kündigte |
hij/zij/het nam ontslag |
(wir) kündigten |
wij namen ontslag |
(ihr) kündigtet |
jullie namen ontslag |
(sie) kündigten |
zij namen ontslag |
|
Perfekt
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) habe gekündigt |
ik heb ontslag genomen |
(du) hast gekündigt |
jij hebt ontslag genomen |
(er/sie/es) hat gekündigt |
hij/zij/het heeft ontslag genomen |
(wir) haben gekündigt |
wij hebben ontslag genomen |
(ihr) habt gekündigt |
jullie hebben ontslag genomen |
(sie) haben gekündigt |
zij hebben ontslag genomen |
|
Plusquamperfekt
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) hatte gekündigt |
ik was ontslag genomen |
(du) hattest gekündigt |
jij had ontslag genomen |
(er/sie/es) hatte gekündigt |
hij/zij/het had ontslag genomen |
(wir) hatten gekündigt |
wij hadden ontslag genomen |
(ihr) hattet gekündigt |
jullie hadden ontslag genomen |
(sie) hatten gekündigt |
zij hadden ontslag genomen |
|
Futur I
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
ich werde kündigen |
ik zal ontslag nemen |
du wirst kündigen |
jij zult ontslag nemen |
er/sie/es wird kündigen |
hij/zij/het zal ontslag nemen |
wir werden kündigen |
wij zullen ontslag nemen |
ihr werdet kündigen |
jullie zullen ontslag nemen |
sie werden kündigen |
zij zullen ontslag nemen |
|
Futur II
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) werde gekündigt haben |
ik zal ontslag hebben genomen |
(du) wirst gekündigt haben |
jij zult ontslag hebben genomen |
(er/sie/es) wird gekündigt haben |
hij/zij/het zal ontslag hebben genomen |
(wir) werden gekündigt haben |
wij zullen ontslag hebben genomen |
(ihr) werdet gekündigt haben |
jullie zullen ontslag hebben genomen |
(sie) werden gekündigt haben |
zij zullen ontslag hebben genomen |
|
Konjunktiv II
Konjunktiv II Präsens
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) kündigte |
ik zou ontslag nemen |
(du) kündigtest |
jij zou ontslag nemen |
(er/sie/es) kündigte |
hij/zij/het zou ontslag nemen |
(wir) kündigten |
wij zouden ontslag nemen |
(ihr) kündigtet |
jullie zouden ontslag nemen |
(sie) kündigten |
zij zouden ontslag nemen |
|
Konjunktiv II Vergangenheit
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) hätte gekündigt |
ik zou ontslag hebben genomen |
(du) hättest gekündigt |
jij zou ontslag nemen |
(er/sie/es) hätte gekündigt |
hij/zij/het zou ontslag hebben genomen |
(wir) hätten gekündigt |
wij zouden ontslag hebben genomen |
(ihr) hättet gekündigt |
jullie zouden ontslag genomen hebben |
(sie) hätten gekündigt |
zij zouden ontslag hebben genomen |
|
Imperativ