Sollen (moeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Delen
Gekopieerd!
Vervoeging van sollen (moeten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.
Infinitiv |
Partizip |
Sollen
(moeten)
|
gesollt
(geacht)
|
Werkwoordstijden
Indikativ
Präsens
Delen
Gekopieerd!
|
Präteritum
Delen
Gekopieerd!
|
Perfekt
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) habe gesollt |
ik heb gemoeten |
(du) hast gesollt |
jij hebt gemoeten |
(er/sie/es) hat gesollt |
hij/zij/het heeft gemoeten |
(wir) haben gesollt |
wij hebben gemoeten |
(ihr) habt gesollt |
jullie hebben gemoeten |
(sie) haben gesollt |
zij hebben gemoeten |
|
Plusquamperfekt
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) hatte sollen |
ik had moeten |
(du) hattest sollen |
jij had moeten |
(er/sie/es) hatte sollen |
hij/zij/het had moeten |
(wir) hatten sollen |
wij hadden moeten |
(ihr) hattet sollen |
jullie hadden moeten |
(sie) hatten sollen |
zij hadden moeten |
|
Futur I
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
ich werde sollen |
ik zal moeten |
du wirst sollen |
jij zult moeten |
er/sie/es wird sollen |
hij/zij/het zal moeten |
wir werden sollen |
wij zullen moeten |
ihr werdet sollen |
jullie zullen moeten |
sie werden sollen |
zij zullen moeten |
|
Futur II
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) werde gesollt haben / werde gesollt sein |
ik zal gemoeten hebben / ik zal gemoeten zijn |
(du) wirst gesollt haben / wirst gesollt sein |
jij zult gemoeten hebben / jij zult gemoeten zijn |
(er/sie/es) wird gesollt haben / wird gesollt sein |
hij/zij/het zal gemoeten hebben / zal zijn gemoeten |
(wir) werden gesollt haben / werden gesollt sein |
wij zullen gemoeten hebben / wij zullen gemoeten zijn |
(ihr) werdet gesollt haben / werdet gesollt sein |
jullie zullen gemoeten hebben / zullen gemoeten zijn |
(sie) werden gesollt haben / werden gesollt sein |
zij zullen gemoeten hebben / zij zullen gemoeten zijn |
|
Konjunktiv II
Konjunktiv II Präsens
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) sollte |
ik zou moeten |
(du) solltest |
jij zou moeten |
(er/sie/es) sollte |
hij/zij/het moet |
(wir) sollten |
wij zouden moeten |
(ihr) solltet |
jullie moesten |
(sie) sollten |
zij zouden moeten |
|
Konjunktiv II Vergangenheit
Delen
Gekopieerd!
Duits |
Nederlands |
(ich) hätte gesollt |
ik had gemoeten |
(du) hättest gesollt |
jij zou moeten hebben |
(er/sie/es) hätte gesollt |
hij/zij/het zou gemoeten hebben |
(wir) hätten gesollt |
wij hadden gemoeten |
(ihr) hättet gesollt |
jullie hadden moeten |
(sie) hätten gesollt |
zij hadden gemoeten |
|
Imperativ