Vergessen (vergeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van vergessen (vergeten) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Vergessen (vergeten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Categorie: a2

Module 1: Reisen: ab ins Unbekannte! (Reizen: op avontuur!)

Les 2: Koffer packen (Je bagage pakken)

Infinitiv Partizip
Vergessen (vergeten) vergessen (vergeten)

Werkwoordstijden

Indikativ

Präsens 

Duits Nederlands
(ich) Präsens Indikativ ik vergeet
(du) vergesse jij vergeet
(er/sie/es) vergisst hij/zij/het vergeet
(wir) vergisst wij vergeten
(ihr) vergessen jullie vergeten
(sie) vergesst zij vergeten

Präteritum 

Duits Nederlands
(ich) vergaß ik vergat
(du) vergassest/vergassest jij vergat
(er/sie/es) vergaß hij/zij/het vergat
(wir) vergaßen wij vergaten
(ihr) vergaßt/vergast jullie vergaten/vergast
(sie) vergaßen zij vergaten

Perfekt 

Duits Nederlands
(ich) habe vergessen ik ben vergeten
(du) hast vergessen jij bent vergeten
(er/sie/es) hat vergessen hij/zij/het is vergeten
(wir) haben vergessen wij zijn vergeten
(ihr) habt vergessen jullie zijn vergeten
(sie) haben vergessen zij hebben vergeten

Plusquamperfekt 

Duits Nederlands
(ich) hatte vergessen ik had vergeten
(du) hattest vergessen jij was vergeten
(er/sie/es) hatte vergessen hij/zij/het was vergeten
(wir) hatten vergessen wij waren vergeten
(ihr) hattet vergessen jullie hadden vergeten
(sie) hatten vergessen zij waren vergeten

Futur I 

Duits Nederlands
(ich) werde vergessen ik zal vergeten
(du) wirst vergessen jij zult vergeten
(er/sie/es) wird vergessen hij/zij/het zal vergeten
(wir) werden vergessen wij zullen vergeten
(ihr) werdet vergessen jullie zullen vergeten
(sie) werden vergessen zij zullen vergeten

Futur II 

Duits Nederlands
(ich) werde vergessen haben ik zal vergeten zijn
(du) wirst vergessen haben jij zult vergeten zijn
(er/sie/es) wird vergessen haben Hij/zij/het zal vergeten zijn
(wir) werden vergessen haben wij zullen vergeten zijn
(ihr) werdet vergessen haben jullie zullen vergeten zijn
(sie) werden vergessen haben zij zullen vergeten zijn

Konjunktiv II

Konjunktiv II Präsens 

Duits Nederlands
(ich) vergäße ik zou vergeten
(du) vergäßest/vergäßest jij zou vergeten
(er/sie/es) vergäße hij/zij/het zou vergeten
(wir) vergäßen wij vergaten
(ihr) vergäßet jullie zouden vergeten
(sie) vergäßen zij vergaten

Konjunktiv II Vergangenheit 

Duits Nederlands
(ich) hätte vergessen ik zou vergeten zijn
(du) hättest vergessen jij zou vergeten
(er/sie/es) hätte vergessen hij/zij/het zou vergeten zijn
(wir) hätten vergessen wij zouden vergeten zijn
(ihr) hättet vergessen jullie zouden zijn vergeten
(sie) hätten vergessen zij zouden vergeten zijn

Imperativ

Imperativ 

Duits Nederlands
Vergesse! jij moet vergeten