Aider (helpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van aider (helpen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Aider (helpen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 2: Société et gouvernement (Maatschappij en overheid)

Les 11: Services d'urgence (Hulpdiensten)

Infinitif Participe passé
Aider (helpen) aidé (geholpen)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') Présent de l'indicatif ik help
(tu) j'aide jij helpt
(il/elle/on) tu aides hij/zij/men helpt
(nous) il aide / elle aide / on aide wij helpen / zij helpt / men helpt
(vous) nous aidons u helpt
(ils/elles) vous aidez zij helpen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') aidais ik hielp
(tu) aidais jij hielp
(il/elle/on) aidait hij/zij/men hielp
(nous) aidions wij hielpen
(vous) aidiez jullie hielpen
(ils/elles) aidaient zij hielpen

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai aidé ik heb geholpen
tu as aidé jij hebt geholpen
il/elle/on a aidé hij/zij/men heeft geholpen
nous avons aidé wij hebben geholpen
vous avez aidé u hebt geholpen
ils/elles ont aidé zij hebben geholpen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'avais aidé ik had geholpen
tu avais aidé jij had geholpen
il/elle/on avait aidé hij/zij/men had geholpen
nous avions aidé wij hadden geholpen
vous aviez aidé u had geholpen
ils/elles avaient aidé zij hadden geholpen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') j'aiderai ik zal helpen
tu aideras jij zult helpen
il/elle/on aidera hij/zij/men zal helpen
nous aiderons wij zullen helpen
vous aiderez u zult helpen
ils/elles aideront zij zullen helpen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai aidé ik zal geholpen hebben
(tu) auras aidé jij zult geholpen hebben
(il/elle/on) aura aidé hij/zij/men zal geholpen hebben
(nous) aurons aidé wij zullen geholpen hebben
(vous) aurez aidé u zult geholpen hebben
(ils/elles) auront aidé zij zullen geholpen hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') aiderais ik zou helpen
(tu) aiderais jij zou helpen
(il/elle/on) aiderait hij/zij/men zou helpen
(nous) aiderions wij zouden helpen
(vous) aideriez u zou helpen
(ils/elles) aideraient zij zouden helpen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') j'aurais aidé Ik zou geholpen hebben
tu aurais aidé jij zou geholpen hebben
il/elle/on aurait aidé hij/zij/men zou geholpen hebben
nous aurions aidé wij zouden hebben geholpen
vous auriez aidé u zou geholpen hebben
ils/elles auraient aidé zij zouden geholpen hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') aide ik help
(tu) aides jij helpt
(il/elle/on) aide hij/zij/men helpt
(nous) aidions wij helpen
(vous) aidiez jullie helpen
(ils/elles) aident zij helpen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j'aie aidé / que j'aie aidée ik dat ik geholpen heb
(tu) que tu aies aidé / que tu aies aidée jij hebt geholpen
(il/elle/on) qu'il ait aidé / qu'elle ait aidée / qu'on ait aidé(e) hij/zij/men heeft geholpen
(nous) que nous ayons aidé(s) wij geholpen hebben
(vous) que vous ayez aidé(s) / que vous ayez aidée(s) jullie hebben geholpen
(ils/elles) qu'ils aient aidé(s) / qu'elles aient aidé(es) zij dat zij geholpen hebben

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
N/A jij helpt
Aide! Help u