Applaudir (beövelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van applaudir (beövelen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Applaudir (beövelen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A2

Module 3: Projets du week-end (Weekendplannen)

Les 16: Aller à un concert (Naar een concert gaan)

Infinitif Participe passé
Applaudir (beövelen) applaudi (geapplaudisseerd)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') applaudis ik beövel
(tu) applaudis jij beövelt
(il/elle/on) applaudit hij/zij/men beövelt
(nous) applaudissons wij beövelen
(vous) applaudissez jullie beövelen
(ils/elles) applaudissent zij beövelen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') applaudissais ik beövelde
(tu) applaudissais jij beövelde
(il/elle/on) applaudissait hij/zij/men beöveelde
(nous) applaudissions wij beövelden
(vous) applaudissiez jullie beövelden
(ils/elles) applaudissaient zij beövelden

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai applaudi ik heb beöveld
tu as applaudi jij hebt beöveld
il/elle/on a applaudi hij/zij/men heeft beöveld
nous avons applaudi wij hebben beöveld
vous avez applaudi U heeft beöveld
ils/elles ont applaudi zij hebben beöveld

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'avais applaudi ik had beöveld
tu avais applaudi jij had beöveld
il/elle/on avait applaudi hij/zij/men had beöveld
nous avions applaudi wij hadden beöveld
vous aviez applaudi jullie hadden beöveld
ils/elles avaient applaudi zij hadden beöveld

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') applaudirai ik zal beövelen
(tu) applaudiras jij zult beövelen
(il/elle/on) applaudira hij/zij/men zal beövelen
(nous) applaudirons wij zullen beövelen
(vous) applaudirez jullie zullen beövelen
(ils/elles) applaudiront zij zullen beövelen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai applaudi ik zal beöveld hebben
(tu) auras applaudi jij zult beöveld hebben
(il/elle/on) aura applaudi hij/zij/men zal beöveld hebben
(nous) aurons applaudi wij zullen beöveld hebben
(vous) aurez applaudi jullie zullen beöveld hebben
(ils/elles) auront applaudi zij zullen beöveld hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') applaudirais ik zou beövelen
(tu) applaudirais jij zou beövelen
(il/elle/on) applaudirait hij/zij/men zou beövelen
(nous) applaudirions wij zouden beövelen
(vous) applaudiriez u zou beövelen
(ils/elles) applaudiraient zij zouden beövelen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais applaudi ik zou beöveld hebben
(tu) aurais applaudi jij zou beövelden
(il/elle/on) aurait applaudi hij/zij/men zou beöveeld hebben
(nous) aurions applaudi wij zouden beövelden
(vous) auriez applaudi jullie zouden beöveld hebben
(ils/elles) auraient applaudi zij zouden beöveld hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') applaudisse ik beövel
(tu) applaudisses jij beövelest
(il/elle/on) applaudisse hij/zij/men beövele
(nous) applaudissions wij beövelen
(vous) applaudissiez jullie beövelen
(ils/elles) applaudissent zij beövelen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') aie applaudi / aie applaudi ik heb beöveld
(tu) aies applaudi / aies applaudi jij hebt beöveld
(il/elle/on) ait applaudi / ait applaudi hij/zij/men heeft toegejuicht
(nous) ayons applaudi / ayons applaudi wij hebben beöveld
(vous) ayez applaudi / ayez applaudi jullie hebben beöveld/u hebt beöveld
(ils/elles) aient applaudi / aient applaudi zij hebben geapplaudisseerd

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
jij/je beövelen
Applaudis! Jullie beövelen