Entrer (binnenkomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van entrer (binnenkomen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Entrer (binnenkomen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: La ville et le village (De stad en het dorp)

Les 42: Transport (Transport)

Infinitif Participe passé
Entrer (binnenkomen) entré (binnengekomen)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') j'entre/je entre ik kom binnen
tu entres jij komt binnen
(il/elle/on) il entre/elle entre/on entre hij komt binnen/zij komt binnen/men komt binnen
nous entrons wij komen binnen
vous entrez jullie komen binnen
(ils/elles) ils entrent/elles entrent zij komen binnen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') entrais ik kwam binnen
(tu) entrais jij kwam binnen
(il/elle/on) entrait hij/zij/men kwam binnen
(nous) entrions wij kwamen binnen
(vous) entriez u kwam binnen
(ils/elles) entraient zij kwamen binnen

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') je suis entré / je suis entrée ik ben binnengekomen
tu es entré / tu es entrée jij bent binnengekomen / jij bent binnengekomen
(il/elle/on) il est entré / elle est entrée / on est entré hij is binnengekomen / zij is binnengekomen / men is binnengekomen
nous sommes entrés / nous sommes entrées wij zijn binnengekomen / wij zijn binnengekomen
vous êtes entrés / vous êtes entrées jullie zijn binnengekomen / u bent binnengekomen
(ils/elles) ils sont entrés / elles sont entrées zij zijn binnengekomen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') j'étais entré / j'étais entrée ik was binnengekomen
tu étais entré / tu étais entrée jij was binnengekomen / jij was binnengekomen
(il/elle/on) il était entré / elle était entrée / on était entré(e) hij was binnengekomen / zij was binnengekomen / men was binnengekomen
nous étions entrés / nous étions entrées wij waren binnengekomen / wij waren binnengekomen
vous étiez entré(s) / vous étiez entrée(s) jullie waren binnengekomen / u was binnengekomen
(ils/elles) ils étaient entrés / elles étaient entrées zij waren binnengekomen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') j'entrerai ik zal binnenkomen
tu entreras jij zult binnenkomen
il/elle/on entrera hij/zij/men zal binnenkomen
nous entrerons wij zullen binnenkomen
vous entrerez u zult binnenkomen
ils/elles entreront zij zullen binnenkomen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') serai entré/serai entrée ik zal binnengekomen zijn
(tu) seras entré/seras entrée jij zal binnengekomen zijn
(il/elle/on) sera entré/sera entrée/sera entré hij/zij/men zal binnengekomen zijn
(nous) serons entrés/serons entrées wij zullen binnengekomen zijn
(vous) serez entrés/serez entrées jullie zullen binnengekomen zijn/u zult binnengekomen zijn
(ils/elles) seront entrés/seront entrées zij zullen binnengekomen zijn

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') entrerais ik zou binnenkomen
(tu) entrerais jij zou binnenkomen
(il/elle/on) entrerait hij/zij/men zou binnenkomen
(nous) entrerions wij zouden binnenkomen
(vous) entreriez u zou binnenkomen
(ils/elles) entreraient zij zouden binnenkomen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') serais entré/entrée ik zou binnenkomen
(tu) serais entré/entrée jij zou binnenkomen
(il/elle/on) serait entré/entrée hij/zij/men zou binnengekomen zijn
(nous) serions entrés/entrées wij zouden binnengekomen zijn
(vous) seriez entrés/entrées jullie zouden binnenkomen
(ils/elles) seraient entrés/entrées zij zouden binnengekomen zijn

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') entre ik binnenkom
(tu) entres jij binnenkomt
(il/elle/on) entre il/elle/on binnenkomt
(nous) entrions wij binnenkomen
(vous) entriez jij/u binnenkomt
(ils/elles) entrent zij komen binnen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que je sois entré/entrée ik ben binnengekomen
(tu) que tu sois entré/entrée jij bent binnengekomen
(il/elle/on) qu'il soit entré/qu'elle soit entrée/qu'on soit entré hij/zij/men is binnengekomen
(nous) que nous soyons entrés/entrées wij dat wij binnengekomen zijn
(vous) que vous soyez entré/entrée/entrés/entrées jij bent binnengekomen/u bent binnengekomen/jullie zijn binnengekomen
(ils/elles) qu'ils soient entrés/qu'elles soient entrées zij dat zij binnengekomen zijn

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
n/a jij/u binnenkomen
Entre! u komt binnen