Envoyer (verzenden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van envoyer (verzenden) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Envoyer (verzenden) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 1: Se présenter (Jezelf voorstellen)

Les 8: Adresse et coordonnées (Adres en contactgegevens)

Infinitif Participe passé
Envoyer (verzenden) envoyé (verzonden)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') j'envoie/envoye ik verzend
tu envoies/envoyes jij verzendt
(il/elle/on) il envoie/envoye hij/zij/men verzendt
nous envoyons/envoyons wij verzenden
vous envoyez/envoyez u verzendt
(ils/elles) ils envoient/envoyent zij verzenden

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') envoyais ik verzond
(tu) envoyais jij stuurde
(il/elle/on) envoyait hij/zij/men verzond
(nous) envoyions wij verzonden
(vous) envoyiez jullie verzonden / u verzonden
(ils/elles) envoyaient zij verzonden

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai envoyé ik heb verzonden
tu as envoyé jij hebt verzonden
il/elle/on a envoyé hij/zij/men heeft verzonden
nous avons envoyé wij hebben verzonden
vous avez envoyé u hebt verzonden
ils/elles ont envoyé zij hebben verzonden

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais envoyé ik had verzonden
(tu) avais envoyé jij had verzonden
(il/elle/on) avait envoyé hij/zij/men had verzonden
(nous) avions envoyé wij hadden verzonden
(vous) aviez envoyé u had verzonden
(ils/elles) avaient envoyé zij hadden verzonden

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') j'enverrai ik zal verzenden
tu enverras jij zult verzenden
il/elle/on enverra hij/zij/men zal verzenden
nous enverrons wij zullen verzenden
vous enverrez u zult verzenden
ils/elles enverront zij zullen verzenden

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai envoyé ik zal verzonden hebben
(tu) auras envoyé jij zult verzonden hebben
(il/elle/on) aura envoyé hij/zij/men zal verzonden hebben
(nous) aurons envoyé wij zullen verzonden hebben
(vous) aurez envoyé u zult verzonden hebben
(ils/elles) auront envoyé zij zullen verzonden hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') j'enverrais ik zou verzenden
tu enverrais jij zou verzenden
il/elle/on enverrait hij/zij/men zou verzenden
nous enverrions wij zouden verzenden
vous enverriez u zou verzenden
ils/elles enverraient zij zouden verzenden

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') j'aurais envoyé ik zou verzenden
tu aurais envoyé jij zou hebben verzonden
il/elle/on aurait envoyé hij/zij/men zou verzonden hebben
nous aurions envoyé wij zouden hebben verzonden
vous auriez envoyé u zou verzonden hebben
ils/elles auraient envoyé zij zouden verzenden

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') envoie ik verzend
(tu) envoies jij verzend
(il/elle/on) envoie hij/zij/men verzendt
(nous) envoyions wij verzenden
(vous) envoyiez jullie verzenden
(ils/elles) envoient zij verzenden

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j’aie envoyé dat ik verzonden heb
(tu) que tu aies envoyé jij hebt verzonden
(il/elle/on) qu’il/elle/on ait envoyé hij/zij/men heeft verzonden
(nous) que nous ayons envoyé wij hebben verzonden
(vous) que vous ayez envoyé u dat u verzonden hebt
(ils/elles) qu’ils/elles aient envoyé zij hebben verzonden

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
Jij verzend
Envoie! verzend