Gagner (winnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van gagner (winnen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Gagner (winnen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 6: La ville et le village (De stad en het dorp)

Les 40: Sports et exercice (Sport en beweging)

Infinitif Participe passé
Gagner (winnen) gagné (gewonnen)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') gagne ik win
(tu) gagnes jij wint
(il/elle/on) gagne hij/zij/wij wint
(nous) gagnons wij winnen
(vous) gagnez u wint
(ils/elles) gagnent zij winnen

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') gagnais ik won
(tu) gagnais jij won
(il/elle/on) gagnait hij/zij/men won
(nous) gagnions wij wonnen
(vous) gagniez jullie wonnen
(ils/elles) gagnaient zij wonnen

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai gagné ik heb gewonnen
tu as gagné jij hebt gewonnen
il/elle/on a gagné hij/zij/men heeft gewonnen
nous avons gagné wij hebben gewonnen
vous avez gagné u heeft gewonnen
ils/elles ont gagné zij hebben gewonnen

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais gagné ik had gewonnen
(tu) avais gagné jij had gewonnen
(il/elle/on) avait gagné hij/zij/men had gewonnen
(nous) avions gagné wij hadden gewonnen
(vous) aviez gagné jullie hadden gewonnen
(ils/elles) avaient gagné zij hadden gewonnen

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') gagnerai ik zal winnen
(tu) gagneras jij zult winnen
(il/elle/on) gagnera hij/zij/men zal winnen
(nous) gagnerons wij zullen winnen
(vous) gagnerez jullie zullen winnen
(ils/elles) gagneront zij zullen winnen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai gagné ik zal gewonnen hebben
(tu) auras gagné jij zult gewonnen hebben
(il/elle/on) aura gagné hij/zij/men zal gewonnen hebben
(nous) aurons gagné wij zullen gewonnen hebben
(vous) aurez gagné jullie zullen gewonnen hebben/u zult gewonnen hebben
(ils/elles) auront gagné zij zullen gewonnen hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') je gagnerais ik zou winnen
tu gagnerais jij zou winnen
il/elle/on gagnerait hij/zij/men zou winnen
nous gagnerions wij zouden winnen
vous gagneriez u zou winnen
ils/elles gagneraient zij zouden winnen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais gagné ik zou hebben gewonnen
(tu) aurais gagné jij zou gewonnen hebben
(il/elle/on) aurait gagné Hij/zij/men zou hebben gewonnen
(nous) aurions gagné wij zouden gewonnen hebben
(vous) auriez gagné u zou hebben gewonnen
(ils/elles) auraient gagné zij zouden gewonnen hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') gagne ik win
(tu) gagnes jij wint
(il/elle/on) gagne hij/zij/men wint
(nous) gagnions wij winnen
(vous) gagniez jullie winnen
(ils/elles) gagnent zij winnen

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') que j'aie gagné ik heb gewonnen
(tu) que tu aies gagné jij hebt gewonnen
(il/elle/on) qu'il/elle/on ait gagné hij/zij/men heeft gewonnen
(nous) que nous ayons gagné wij gewonnen hebben
(vous) que vous ayez gagné dat u hebt gewonnen
(ils/elles) qu'ils/elles aient gagné zij hebben gewonnen

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
gagne! Jij wint
gagne! Jij wint