Neiger (neigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van neiger (neigen) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Neiger (neigen) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 2: Des heures aux saisons (Van uren tot seizoenen)

Les 10: La météo (Het weer)

Infinitif Participe passé
Neiger (neigen) neigé (gesneeuwd)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
neige hij/zij/het neigt

Imparfait 

Frans Nederlands
neigeait het sneeuwde

Passé composé 

Frans Nederlands
il a neigé hij heeft gevroren

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
il/elle/on avait neigé hij/zij/het had gesneeuwd

Futur simple 

Frans Nederlands
neigera hij/zij/men zal neigen

Futur antérieur 

Frans Nederlands
aura neigé hij zal hebben gehoeid

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
neigerait hij/zij/men zou neigen

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
aurait neigé hij/zij/men zou hebben geneigd

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
neige hij/zij/men neigt

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
qu'il/elle/on ait neigé hij/zij/men heeft gesneeuwd

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands