Penser (denken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Vervoeging van penser (denken) voor alle werkwoordstijden met voorbeeldzinnen en oefeningen.

 Penser (denken) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen

Leermaterialen die dit werkwoord implementeren:

Niveau: A1

Module 4: Décrire des objets et des personnes (Objecten en mensen beschrijven)

Les 25: Émotions et sentiments (Emoties en gevoelens)

Infinitif Participe passé
Penser (denken) pensé (gedacht)

Werkwoordsvervoegingen

Indicatif

Present 

Frans Nederlands
(je/j') je pense / j' pense ik denk
tu penses jij denkt
(il/elle/on) il pense / elle pense / on pense hij denkt/zij denkt/men denkt
nous pensons wij denken
vous pensez jullie denken
(ils/elles) ils pensent / elles pensent zij denken

Imparfait 

Frans Nederlands
(je/j') pensais ik dacht
(tu) pensais jij dacht
(il/elle/on) pensait hij/zij/men dacht
(nous) pensions wij dachten
(vous) pensiez jullie dachten/u dacht
(ils/elles) pensaient zij dachten

Passé composé 

Frans Nederlands
(je/j') j'ai pensé ik heb gedacht
tu as pensé jij hebt gedacht
il/elle/on a pensé hij/zij/men heeft gedacht
nous avons pensé wij hebben gedacht
vous avez pensé u hebt gedacht
ils/elles ont pensé zij hebben gedacht

Plus-que-parfait 

Frans Nederlands
(je/j') avais pensé ik had gedacht
(tu) avais pensé jij had gedacht
(il/elle/on) avait pensé hij/zij/men had gedacht
(nous) avions pensé wij hadden gedacht
(vous) aviez pensé jullie hadden gedacht
(ils/elles) avaient pensé zij hadden gedacht

Futur simple 

Frans Nederlands
(je/j') penserai ik zal denken
(tu) penseras jij zult denken
(il/elle/on) pensera hij/zij/men zal denken
(nous) penserons wij zullen denken
(vous) penserez u zult denken
(ils/elles) penseront zij zullen denken

Futur antérieur 

Frans Nederlands
(je/j') aurai pensé ik zal gedacht hebben
(tu) auras pensé jij zult gedacht hebben
(il/elle/on) aura pensé hij/zij/men zal gedacht hebben
(nous) aurons pensé wij zullen hebben gedacht
(vous) aurez pensé jullie/hullie zullen gedacht hebben
(ils/elles) auront pensé zij zullen gedacht hebben

Conditionnel

Conditionnel présent 

Frans Nederlands
(je/j') penserais ik zou denken
(tu) penserais jij zou denken
(il/elle/on) penserait hij/zij/men zou denken
(nous) penserions wij zouden denken
(vous) penseriez jullie zouden denken / u zou denken
(ils/elles) penseraient zij zouden denken

Conditionnel passé 

Frans Nederlands
(je/j') aurais pensé/serais pensé ik zou gedacht hebben
(tu) aurais pensé/serais pensé jij zou hebben gedacht/jij zou gedacht hebben
(il/elle/on) aurait pensé/serait pensé hij/zij/men zou gedacht hebben
(nous) aurions pensé/serions pensé wij zouden gedacht hebben
(vous) auriez pensé/seriez pensé jullie zouden gedacht hebben/u zou gedacht hebben
(ils/elles) auraient pensé/seraient pensé zij zouden gedacht hebben

Subjonctif

Subjonctif présent 

Frans Nederlands
(je/j') pense ik denk
(tu) penses jij denkt
(il/elle/on) pense hij/zij/men denkt
(nous) pensions wij denken
(vous) pensiez jullie denken
(ils/elles) pensent zij denken

Subjonctif passé 

Frans Nederlands
(je/j') aie pensé ik heb gedacht
(tu) aies pensé jij hebt gedacht
(il/elle/on) ait pensé hij/zij/men had gedacht
(nous) ayons pensé wij hebben gedacht
(vous) ayez pensé u hebt gedacht
(ils/elles) aient pensé zij hadden gedacht

Impératif

Impératif 

Frans Nederlands
n'existe pas bestaat niet
Pense! Denkt