Planter (planten) - Present, indicatif (Présent, indicatief) Delen Gekopieerd!

Planter - vervoeging van planter in het Frans: vervoegingstabel, voorbeelden en oefeningen in de tegenwoordige tijd, indicatief (Present, indicatif).
Present, indicatif (Présent, indicatief)
Alle vervoegingen en tijden: Planter (planten) - Werkwoordsvervoeging en oefeningen
Leerplan: Franse les - Plantes d'intérieur et de jardin (Kamerplanten en tuinplanten)
Tegenwoordige tijd van planten
Frans | Nederlands |
---|---|
(je/j') je plante | ik plant |
tu plantes | jij plant |
il/elle/on plante | hij/zij/men plant |
nous plantons | wij planten |
vous plantez | jullie planten |
ils/elles plantent | zij planten |
Voorbeeldzinnen
Frans | Nederlands |
---|---|
Je plante une rose dans le jardin. | Ik plant een roos in de tuin. |
Tu plantes une graine près de l'arbre. | Je plant een zaadje naast de boom. |
Elle plante des fleurs sur la pelouse. | Ze plant bloemen op het gazon. |
Nous plantons des plantes près du banc. | Wij planten planten vlak bij het bankje. |
Vous plantez des herbes dans la terre. | U plant kruiden in de aarde. |
Ils plantent des arbres dans le lotissement. | zij planten bomen in de wijk |